Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/417

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
11
WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.

is blijkbaar zeer klein, daar hij er bijvoegt, dat het de dooijerblaas nog niet geheel verloren heeft.

 

Verschil tusschen de schubben van beenige en kraakbeenige visschen. — De schubben der beenige visschen, cycloiden, cténoiden en ganoiden, blijven gedurende het geheele leven van den visch voortbestaan. Zij groeijen met het dier. Het schub-harnas van zulk eenen visch bestaat derhalve gedurende het geheele leven uit hetzelfde getal schubben. Dit is zoo waar, dat men naverwante soorten onderscheiden kan naar het getal der schubben in elke overlangsche reeks.

Volgens onderzoekingen van den hoogleeraar steenstrup is dit anders bij de kraakbeenige visschen. De placoide schubben groeijen niet met het ligchaam van den visch. In de huid van haaijen neemt men een groot getal van openingen waar, welke tusschen de schubben verspreid staan. Deze openingen wijzen de plekjes aan, waar schubben zijn uitgevallen; elke dezer openingen voert in een zakje, in welks bodem zich een scherpe spits bevindt, die niet anders is dan de nieuwe zich vormende schub. De schubben der haaijen zijn derhalve niet blijvende, maar zij vallen uit, om door andere vervangen te worden, nagenoeg op dezelfde wijze als de tanden, waarmede zij overigens ook door hunne structuur eene groote overeenkomst verraden. (Biblioth, univ. Arch, gén. 1861. T. XI, p. 368).

 

Coagulatie van vochten, die eiwitstoffen bevatten. — In de zitting der Berlijnsche Akademie van den 17 Maart j.l. deelde du bois-reymond de uitkomsten mede eener reeks van proeven, in het werk gesteld door dr. alexander schmidt, waaruit blijkt, dat er in het bloed eene stof aanwezig is, die in vochten, welke eiwitstoffen in opgelosten toestand bevat, een coagulum doet ontstaan.

Hij bezigde voor zijne proeven gedefibrineerd bloed. Geslagen bloed werkt minder sterk dan het door eenvoudige persing uit den bloedkoek verkregen serum. Hoe meer bloedligchaampjes daarin waren, des te sterker was de werking.

Versche chyl coaguleerde daardoor binnen weinige oogenblikken. Ook in alle zoogenaamde sereuse vochten, door uitzweeting ontstaan (in een aantal gevallen van hydrops van verschillende organen, in blazen door een vesicatorium verwekt en in meer andere) zag hij na bijvoeging van uitgeperst serum zich een coagulum vormen.

De eigenschap om te coaguleren behouden deze vochten zoolang als zij niet in verrotting overgaan.

Ook het bloed behoudt het vermogen om de coagulatie te voorschijn te