mandant van het stoomjagt Alecto, de andere van den heer sabin berthelot. Fransch consul op de Kanarische eilanden. Beide brieven bevatten het verhaal eener zoodanige onmoeting. Wij ontleenen daaraan het volgende:
Den 30 November j.l., op 40 mijlen ten N.O, van Teneriffe, 's namiddags ten twee uren, zag de bemanning der Alecto aan de oppervlakte der zee een reusachtig dier zwemmen. Het had een spoelvormig ligchaam met twee zijdelingsche vinnen aan het achtereinde; de kleur van het ligchaam was steenrood, zijne lengte van het achtereinde tot aan den snavel bedroeg 5 tot 6 meters; de mondopening alleen werd geschat op een halve meter, het geheele gewigt op 2000 Ned, ponden! Rondom den mond waren acht met zuignappen gewapende vangarmen geplaatst van omstreeks 2 meters lang. — (Deze laatste omstandigheid schijnt aan te duiden, dat het dier tot de afdeeling der Octopoden behoorde, hoewel anders de ligchaamsgedaante eer aan eene tienarmige Cephalopode uit de groep der Loliginen doet denken, zoodat men op het vermoeden komt, of de beide lange armen ook beneden de wateroppervlakte bleven en daardoor niet gezien zijn).
Het schip kwam zoo nabij aan het dier, dat een der officieren daarvan eene teekening kon maken, die aan de Akademie is voorgelegd. Wij hopen, dat deze zal gepubliceerd worden.
Zoodra het dier ontdekt was, werd er jagt op gemaakt. Deze jagt duurde drie uren. Verscheidene geweerschoten werden er op gelost, maar zonder het dier te dooden, in weêrwil dat het daardoor getroffen werd, gelijk bleek uit het groote verlies aan bloed, dat zich als een geelachtig vocht in de zee uitstortte, onder het verspreiden van een sterken moschus-reuk. Men beproefde toen het monsterachtig dier te harpoeneren, hetgeen gelukte, en wierp er vervolgens een touw met eenen strik om heen. Doch toen men zich gereed maakte om dit te herhalen, maakte het dier eene geweldige beweging, de harpoen schoot los en het touw bragt slechts een fragment van het achterste gedeelte, een gewigt van 20 Ned, ponden hebbende, aan boord.
De officieren en matrozen der Alecto zochten den commandant te bewegen eene sloep in zee te laten om het monster van nabij te bevechten, doch de heer bouyer durfde de verantwoordelijkheid daarvan niet op zich nemen. Hij vreesde, en waarschijnlijk niet zonder rede, dat het dier zijne geweldige vangarmen om den rand der sloep zoude slaan en deze doen kantelen, of zelfs daarmede eenige matrozen zoude omvatten en verstikken.
Azijnzure gisting. — Dat de alkoholische gisting alleen plaats heeft onder de tegenwoordigheid van gistcellen is eene lang bekende zaak. Maar wat de