Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/455

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
 

WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.

 

 

Sirius eene dubbelster.—Reeds voor verscheidene jaren had Bessel uit zijne waarnemingen afgeleid, dat Sirius van plaats verandert en dat deze ster, behalve hare eigene beweging, ook nog eene slingerende beweging heeft. Hij had daaruit besloten, dat in de nabijheid van Sirius zich nog een ander hemelligchaam moest bevinden en dat beiden zich om een gemeenschappelijk zwaartepunt bewogen. Daar echter tot dusverre niemand dit hypothetische hemelligchaam had waargenomen, zoo twijfelden vele sterrekundigen aan het werkelijk bestaan daarvan. Thans is die twijfel opgehouden. Den 31 Januarij jl. is voor het eerst de medgezel van Sirius door den heer clark op het observatorium te Cambridge in Noord-Amerika gezien, met eenen kijker, waarvan het objectief de buitengewoon groote middellijn van 26 E. duimen heeft. Hij vertoont zich als een zeer kleine ster op 10,3 afstand van de hoofdster. Na eenige, aanvankelijk vergeefsche pogingen, is het ook aan chacornac gelukt haar op het Parijsche observatorium met eenen grooten spiegel-teleskoop van leon foucault waar te nemen. (Compt. rendus, LIV, 25 Mars.).

 

Erfelijkheid van verkregen blindheid.Von baer deelde onlangs in de te Göttingen gehouden vergadering van Anthropologen het volgende mede, ten bewijze hoe verkregen hoedanigheden erfelijk kunnen worden.

In de stoeterij te Trakehnen, in Oost-Pruissen, was een arabische hengst door onbekende oorzaken blind geworden. Daar hij overigens gezond was en men meende, dat de blindheid aan de voortteling niet in den weg stond en de gezondheid van het overige ligchaam niet van het oog afhankelijk was, zoo werd deze hengst tot dekking van vele merriën gebruikt. Doch reeds onder de eerste nakomelingen kwamen gevallen van blindheid voor en onder de nakomelingen van dezen nog meer, zoodat men zelfs verzocht werd de stoeterij op te heffen, opdat de blindheid der paarden zich niet verder mogt verbreiden. (Bericht über die Zusammenkunft eìniger Anthropologen in September 1861, Leipzig, p. 25).

 
1862.
7