Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/456

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
50
ALBUM DER NATUUR.

Agamische voortplanting van Daphnia. — Uit de afdeeling der Insekten zijn reeds verscheidene soorten bekend, die zich gedurende eene reeks van generatiën zonder paring voortplanten. Het oudst bekende geval is dat der Aphiden. Eerst in den laatsten tijd is het gebleken, dat hetzelfde geldt van de geslachten Chermes en Coccus. Lubbock heeft ontdekt, dat de tot de Crustaceeën behoorende Daphnia zich op gelijke wijze voortplant. Hij nam van den 1 Junij tot den 11 December 1858 negen opvolgende generatiën van enkel vrouwelijke individu's waar. (Natural History Review, 1861. Januarij, p. 25).

 

Tegenwoordig bekende voorwereldlijke Monocotyledonen. — De heer a. w. stiehler, te Quedlinburg, deelt in het Neues Jahrb, f. Miner., 1862. H. 1. S. 49 mede, dat hij bezig is met het schrijven eener Synopsis van alle tot hiertoe fossil gevonden Monocotyledonen en geeft een overzigt van den inhoud daarvan. Daaruit blijkt, hoe in den loop der laatste jaren de kennis in dit opzigt zich heeft uitgebreid. In 1828 beschreef brongniart in zijn Prodrome d'une histoire des végétaux fossiles slechts 35 Monocotyledonen; unger telde er in 1850 in zijn geschrift: Die Pflanzenwelt der Jetztzeit in ihrer historischen Bedeutung, 163 op. Thans kent men er‚ dank hebben vooral de onderzoekingen van osw. heer en van massalongo, reeds 488 soorten. Deze behooren tot 22 levende en 2 uitsluitend voorwereldlijke familiën, en tot 33 levende en 62 fossile geslachten. Van de familiën is die der Palmen, met 120 soorten, het rijkst vertegenwoordigd; dan volgen de Gramineën met 65 en de Cyperaceën met 52 soorten. Hierbij moet men echter in het oog houden, dat, om ligt begrijpelijke redenen, de palmen onder alle Monocotyledonen diegene zijn, welke de meeste kans hadden om bewaard te blijven.

Uit de verschillende hoofd-tijdperken kent men de volgende getallen van soorten:

Kolen- en permische periode 33.
Trias periode 13.
Oolith periode 18.
Krijt periode 27.
Tertiaire periode 391.

Hieruit blijkt tevens, dat de vroeger door brongniart en later nog door anderen verdedigde stelling, dat vóór de krijt-periode geene Monocotyledone planten op aarde bestonden, onjuist was.

 

Photographie. — Van de zeer groote verbreiding der photographie kan het volgende eenig denkbeeld geven. Den 22 Februarij j.l, werd in de optische