Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/462

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
56
ALBUM DER NATUUR. — WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.

te heffen en zoo voort, kan men in den recipient of buis een bijna onbegrensde luchtverdunning te weeg brengen.

Toepler nu heeft op deze inrigting twee aanmerkingen. De eerste en meest beteekenende is, dat de kraan bij het gebruik wel door slijting ondigt worden kan, de tweede dat het niet dan door eene groote kunstvaardigheid van den vervaardiger mogelijk is om ook hier eene schadelijke ruimte te vermijden. De top van den bol moet namelijk zeer geleidelijk en als 't ware trechtervormig in het kanaal van den kraansleutel overgaan, opdat niet daaronder eene ringvormige ruimte, door het kwik niet, maar door dampkringlucht van gewone spanning wel gevuld, overblijve, welke lucht even als die in de schadelijke ruimte der gewone luchtpompen werkt en dus de werking van den toestel verlangzaamt en eindelijk doet ophouden.

Toepler's inrigting maakt de kraan overbodig. De top van den grooten bol draagt bij hem een glazen buis, die, naar beneden tot bijna aan den voet van den toestel omgebogen, daar met het open eind in een bakje met kwik staat. Onder aan dien bol is zijdelings eene tweede buis aangebragt, die naar boven is opgebogen tot eene hoogte van ongeveer 8 palmen boven haar ondereind en daar weder naar beneden is gebogen om aan haar andere uiteinde in verbinding te worden gebragt met de ruimte, die luchtledig moet gemaakt worden. De barometerbuis onder aan den grooten bol, de caoutchoucbuis en de trechter zijn geheel gelijk aan dezelfde deelen der geislersche inrigting.

Vooral wanneer men de moeite neemt om naar aanleiding van bovenstaande beschrijving een klein schema der inrigting te ontwerpen, zal hare werking niet moeijelijk te begrijpen zijn. Bij het opheffen des met kwik gevulden trechters ontsnapt de in den grooten bol aanwezige lucht door het kwik in het onderste bakje. Bij het lager plaatsen van dien trechter wordt die bol met verdunde lucht uit den recipient gevuld, die bij een tweede opheffen van den trechter niet weder naar hare vorige plaats kan terugkeeren, omdat, zoodra het kwik den bol weder begint te vullen, het de opening van de buis, die naar den recipient leidt, afsluit.