Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/463

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
 

WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.

 

 

Capillariteit, osmose. — De heer bede bood onlangs aan de Brusselsche Akademie eene verhandeling aan, waarover door plateau een verslag werd uitgebragt. Wij ontleenen daaraan het volgende.

B. ving zijn onderzoek aan met de herhaling eener proef van magnus, daarin bestaande, dat eene glazen buis aan het eene einde met een blaas gesloten, dan met water gevuld en met het open einde in kwikzilver gedompeld wordt. Als een gevolg van de verdamping van het water aan de oppervlakte der blaas, stijgt het kwikzilver in de buis. B. zag het in drieëntwintig dagen 79 millim. klimmen, derhalve 3,4 millim. in vierentwintig uren. Eene buis met alkohol, op dezelfde wijze ingerigt, vertoonde in denzelfden tijd slechts eene klimming van 6 millim., eene met ether in het geheel geene, evenmin met terpentijn. B. schrijft dit verschijnsel daaraan toe, dat deze vochten de blaas niet doordringen.

Om de intensiteit van het verschijnsel te vermeerderen, verving B. de blaas door een fleschje van poreuse klei, in welks hals de glazen buis sloot, die in het kwikzilver dompelde. Door acht te slaan op den thermometer en psychrometer, overtuigde zich nu B., dat de opklimming gelijken tred hield met den voor de verdamping meer of minder gunstigen toestand der omgevende lucht. Echter verminderde de snelheid der opklimming allengs, hetgeen B. toeschrijft aan de omstandigheid, dat de poriën in de klei van ongelijke grootte waren, en dat door de grootere lucht in den toestel drong, die eindelijk het verschijnsel geheel deed ophouden.

Met het doel om deze proef aan te wenden ter verklaring der osmose, bezigde hij, behalve zuiver water, ook oplossingen van salpeterzure soda van verschillenden graad van concentratie, en vulde daarmede buizen, die opeerstgenoemde wijze aan hun eene einde met een stuk blaas verbonden waren. Hij nam nu waar, dat altijd de opstijging van het kwikzilver, waarin deze buizen gedompeld stonden, het snelst plaats had bij het zuiver water en dat de snelheid verminderde met den meerderen concentratie-graad der oplossingen. Daaruit

1862.
8