Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/70

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
50
HET ZILVER.

zuur der metaalzouten verbindt zich met den kalk tot gips, terwijl de metalen als oxyden terug blijven.

Wanneer nu de werkman veronderstelt, dat de massa genoeg geroost is, beproeft hij ze. Hij neemt daartoe een gedeelte, dat hij met water en kwik mengt en kneedt, hij verdunt die pap met eene grootere hoeveelheid water en onderzoekt dit amalgama. Naar mate zijner bevinding voegt hij er in den oven hetzij nog een weinig keukenzout, hetzij nog een weinig kalksteen of nog wat kopersteen bij. Deze tweede roosting duurt niet langer dan 1½ à 2 uren.

De stof is nu gereed om in de amalgamatie-tonnen gedaan te worden, welke op dezelfde wijze zijn ingerigt als die te Freiburg. In elke ton stort men 500 pond van het geroost mengsel, 150 kan warm water en 40 stukken plaatijzer; men sluit de openingen met de spon, en, nadat al de tonnen geladen zijn, laat men ze eenigen tijd omwentelen, waarna er 150 pond kwik wordt bijgevoegd. De tonnen worden dan gedurende 14 uren in beweging gehouden, met eene snelheid van 15 omwentelingen in de minuut. Na verloop van dien tijd giet men in elke ton nog 100 kan water, en laat ze nog eenigen tijd met gematigde snelheid in beweging, ten einde de afscheiding van het amalgama te bevorderen.

Wanneer deze bewerking nu afgeloopen is, wordt het amalgama uit de tonnen gedaan. Hiertoe maakt men ton voor ton van het groote rad los, brengt het spongat onder en neemt de spon uit het gat, waarop het geamalgameerde kwik in den ontvangbak m n m' (zie figuur 8) vloeit en vandaar in de goot h, waardoor het in een bijzonderen vergaarbak loopt. De verdere behandeling is dezelfde als te Freiburg.

Er blijft nu nog over om de wijze te beschrijven, waarop in Amerika het zilver van de erts gescheiden wordt, — het is eentoonig, — het is al weder door amalgamatie.

Het geschiedt daar echter op eene geheel andere wijze.

Op die plaatsen, meestal hoog gelegen, waar het zilver gewonnen wordt, is de brandstof schaars, ze liggen ver boven de grens, welke de bosschen bereiken; langs moeijelijke rotsachtige paden zou het brandhout vervoerd moeten worden door muilezels, lamas of menschen,