Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/77

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
57
AMERIKAANSCH POLYNESIË.

Het Fanning-eiland, met uitmuntend drinkwater voorzien, is buitengemeen rijk in kokospalmen. De tegenwoordige bezitter, een Engelschman van geboorte, bewoont het met eenige blanken en ongeveer 150 kleurlingen van naburige eilanden. Zijne kokosplantaadjes zijn van zeer veel aanbelang, daar kapitein bent, die het in Augustus 1858 bezocht, er eene lading van 80 tonnen kokosnootolie, ter waarde van ongeveer 53,000 franken, innam.

Het Makin- of Pitt-eiland schijnt vrij sterk bevolkt te zijn. Toen het in 1841 door kapitein hudson bezocht werd, vertoonden zich meer dan 20 kanos, elk met tien tot twintig inboorlingen. Op een dezer kanos bevond zich een blanke, een Schot van geboorte, die voor zeven jaren op zijn eigen verzoek hier was achtergelaten, maar nu naar Europa wenschte terug te keeren. De inboorlingen hadden hem vriendelijk behandeld en in de eerste maanden, omdat hij de eerste blanke was, dien zij zagen, bijna vergood. Zij voeren geene oorlogen onder elkander en hebben zeer weinig wapenen. Zeldzaam hebben zij eenigen twist en dan meestal over hunne vrouwen. De doodstraf treft hem, die het serail der hoofdelingen schendt. Hunne gelaatstrekken zijn regelmatig, zelfs schoon; zij hebben fraaije tanden en glanzend zwart haar, dat in krullen bij het hoofd nederhangt. Ook zijn zij wat lichter van kleur dan de bewoners der andere Gilbert-eilanden. Hunne gestalte is rond en zij schijnen overvloed van levensmiddelen te bezitten, zoodat zij zeer vet worden, waartoe vooral het drinken van kokosnoten-siroop veel bijdraagt. Zij dragen baarden en de mannen zijn van de schouders tot over de knieën getatoeeerd. Zij hebben een vriendelijk gelaat en schijnen zeer vreedzaam. Opmerkelijk was vooral het vertrouwen, waarmede zij het schip betraden; ook bemerkte men bij hen geen gebedel, ook geene pogingen tot stelen, zooals bij de meeste andere eilanders. Hunne kanos waren grooter en beter gebouwd dan die der zuidelijke eilanden, ook van eene andere houtsoort, maar nagenoeg van dezelfde gedaante. Veelwijverij is onder hen gebruikelijk en vele voorname hoofdelingen en landbezitters hebben tusschen de 20 en 50 vrouwen, de koning zelfs nog meer, terwijl de lagere klassen en de slaven tot den ongehuwden staat veroordeeld zijn. De vrouwen worden goed behandeld en