Pagina:Algemeen Handelsblad vol 087 no 27675 Avondblad Kunst.pdf/1

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

KUNST.

Prentenkabinet: Hercules Seghers.

 In het Prentenkabinet is thans een ongemeen belangrijke tentoonstelling ingericht met etsen en teekeningen van Hercules Seghers, een kunstenaar, wiens naam een der minder bekenden is uit den tijd, die, om de glorie van zijn schilderkunst niet het minst, algemeen als Hollands gouden eeuw vereerd wordt. Voor de geringe populariteit van Seghers zijn verschillende oorzaken; de voornaamste zal wel wezen dat van hem maar enkele schilderijen, — een drietal hoogstens — en dan nog in den vreemde, bleven bewaard, terwijl zijn prenten, waarvan ons Rijksmuseum een groot aantal bezit, door den aard van het afgebeelde zich sterk onderscheiden van de voorstellingen zijner, natuur en menschen uitteekenende tijdgenooten. En toch is het Seghers die met den grootste en beroemdste hunner, de innigste verwantschap toont met Rembrandt, die zich zelfs op Seghers verbeeldingsrijke prenten inspireerde.
 Reeds bij zijn leven moet de belangstelling voor Seghers’ kunst gering zijn geweest; of Rembrandt, met zijn diep-vorschende menschenkennis en wijd-schouwend schoonheidsbegrip, de eenige was die voelde wat er in den zonderlingen Hercules stak? We weten ’t niet; we hebben alleen ’t getuigenis van Van Hoogstraten, — die ook een man met een breeden, zelfstandigen kijk op kunst en kunstenaars moet zijn geweest — waarin hij vertelt hoe zonderling Seghers’ tijdgenooten met diens, werk hebben, omgesprongen. Voor zijn schilderijen met woeste, wijd-verlaten rotsen-landschappen waren er haast geen liefhebbers, zoodat hij met zijn gezin armoe leed en zijn prenten aan kooplui en schuldeischers voor een prikje van de hand moest doen. Onze goede goudeneeuwsche voorouders moeten — uitzonderingen daargelaten — voor kunst en kunstenaar niet al te veel respect hebben gehad; kunst die niet door haar bijbelsch of mythologisch onderwerp stichtte of verlichtte, die niet vermaakte door ’t boertige geval, vond weinig genade in hun oogen en de vele aanteekeningen omtrent schilderijen-taxaties en -verkoopingen uit de 17de eeuw, door rustelooze snuffelaars als dr. Bredius af en toe aan ’t licht gebracht getuigen ervan hoe de thans hoogst-geschatte schilderijen toen veelal weinig opgang maakten en we verwonderen ons dan ook niet als dezelfde kunstgeleerde vertelt, hoe de „vettewariers” uit Seghers’ dagen van diens teekeningen „peperhuisjes” maakten — zakjes plakten zouden we thans zeggen — om boter en zeep in uit te wegen aan Hollands vrijgevochten burgerij.
 Van Hercules’ leven weten we niet meer dan ’t geen Hoogstraten verhaalde en dr. Bredius later nog uit archieven heeft opgediept; maar met wat fantasie kunnen we ons voorstellen dat het veel op dat van zijn tijdgenoot Breêro moet geleken hebben: een smartelijke jacht naar geluk en schoonheidsvoldoening, die verloopt in losbandigheid en eindigt met een al te vroegen dood. Seghers schijnt in 1590 te zijn geboren, in Haarlem, de stad der schoone Hollandsche landschapschilders. Zijn jeugd was allicht wat wild; maar naar waarheid bekent hij het vaderschap van een buitenechtelijk kind, welks moeder hij nochtans niet trouwt, maar met tachtig gulden „schadeloos” stelt. Het kind nam hij later, toen hij op 24-jarigen leeftijd in ’t huwelijk trad, tot zich. Zijn vrouw was 16 jaren ouder dan hij en, zoo hij ze al niet uit liefde huwde, heeft hij ’t zeker niet uit baatzucht gedaan want beiden waren en bleven arm. Samen trokken ze naar ’t rijke, kunst-koopende Amsterdam, maar ook daar schijnt het niet voor den wind te zijn gegaan; het duurt niet lang of Seghers raakt aan ’t zwerven. Hij woont nu hier, dan daar; te Utrecht, in Den Haag, te Leiden wellicht. Hij bezoekt vreemde landen: Duitschland en Zwitserland zeker, om in 1633 weer naar ’s lands hoofdstad terug te keeren. Zijn zwerfzucht, zijn eenzaamheidsdrang zitten hem in ’t bloed; misschien ook heeft het ongelijke huwelijk hem zoekend en onvoldaan gelaten; maar als hij weer in Amsterdam komt wonen vindt hij er Rembrandt, die reeds een man van tegen de vijftig is en ’t blijkt een innerlijk vinden. Rembrandt begrijpt Seghers, zooals hij alles begrijpt wat onrustig en zwerfziek, hoog-willend en ontgoocheld is. Hij koopt hem acht schilderijen af en vast een groot aantal etsen. Maar Rembrandt’s kunstbevorderend voorbeeld had in die jaren al bitter weinig gezag; de menschen voelden niet voor de tragische fantasieën van den schilderenden zonderling en we kunnen ons zoo voorstellen hoe menig eerzaam 17d’eeuwsch komenijsbaas onder meewarig hoofdschudden het wonderlijk gekleurde pakpapier hanteerde, waarmee hij zijn klanten geriefde.
 Uit de gevonden levensbijzonderheden blijkt, dat het echtpaar geen kinderen had; het moet dus met den verkoop van Seghers’ werk wèl treurig zijn gesteld geweest, daar ze meestal gebrek leden. De vele prenten, die hij etste en teekende en waar hij, bij zijn zéér persoonlijke, op aanhoudend zinnen en zoeken, tobben en probeeren berustende werkwijze een schat van tijd aan besteedde, werden bij mandenvol voor een prikje het huis uit gedragen om onwillige kooplui te believen of lastige schuldeischers te voldoen. Deze geringschatting van zijn arbeid bracht den vereenzaamden man tot wanhoop; in een mistroostig oogenblik, zoo vertelt Van Hoogstraten, als hij met den besten wil geen raad meer wist, zocht hij de vergetelheid van den drank. Thuis komende viel hij van de trap en stierf aan de gevolgen, ongeveer veertig jaar oud.
 Over zijn prentwerk een volgenden keer eenige bijzonderheden.

M. V. 


 De „Meiningers” geven morgen (Zondag) in het Paleis voor Volksvlijt eene middagvoorstelling van Kabale und Liebe van Friedrich von Schiller. Voor deze voorstelling is bepaald dat scholieren den halven prijs betalen.



 In het Rembrandttheater wordt Woensdag a.s. de afscheidsvoorstelling van het Duitsch Ensemble gegeven, en Donderdag is er een voorstelling ten bate van het koor.
 Zaterdag 2 Mei wordt het zomerseizoen (Hollandsche Operette) geopend met Het Farmermeisje, waarin zullen optreden de dames Willy Bierlée, Corry Pinksen, Van Biene Oliveira, de heeren Bol, Stevens, Baerts, De Pont, Jan Grootveld, Onstee. Regisseur is de heer Henri Engelen, kapelmeester de heer J. Clement.



 Mevrouw Noordewier Reddingius zal Hollandsche liederen zingen op de a.s. uitvoering van de Vereeniging tot verbetering van den Volkszang alhier, Zaterdag 2 Mei in het Concertgebouw, onder leiding van den heer Den Hertog.



 Onze stadgenoote mejuffrouw Elise Menagé Challa, die hare studies te Berlijn voltooide (dramatisch bij Gemma Bellincioni), heeft zich voor den tijd van drie jaren verbonden aan de Neue Oper te Hamburg.



Bart van Hove.

 Men verzoekt ons mee te deelen dat de aan Bart van Hove verleende orde van den H. Michael niet eene onderscheiding is die uitsluitend voor verdiensten op kunst- of wetenschappelijk gebied wordt toegekend, maar eene waarmee de Beiersche regeering toewijding en vaderlandsliefde pleegt te eeren. Bij gemis aan eene speciale orde voor artistieke of wetenschappelijke verdiensten, ontvangen ook vreemdelingen, kunstenaars en geleerden, deze orde.



 Een nieuwe muziekschool te ’s-Gravenhage komt.... toch, zij ’t dan niet een muziekschool van de afdeeling Toonkunst. De heer Drion heeft aan de N. Crt. o.a. meegedeeld, dat de opening der school met het begin van het a.s. seizoen kan worden tegemoet gezien (Kanaalstraat 1), dat men nu in onderhandeling is over de benoeming van een directeur, dat mevrouw Bergsma van Gorkom is aangezocht om de leiding der koorklassen op zich te nemen[.] Naar alle waarschijnlijkheid zal de school het karakter hebben van een stichting, bestuurd door een commissie van beheerders met een commissie van toezicht. Waarschijnlijk wordt mr. dr. W. P. J. Bok voorzite[r] van eerstgenoemde commissie.



Ned. Tooneelverbond.

 De 44ste jaarvergadering van het Nederlandsch Tooneelverbond zal te Groningen gehouden worden op 16 Mei a.s. in de sociëteit „De Harmonie.”
 Aan de orde is o. a. een verkiezing van drie leden van het hoofdbestuur wegens het periodiek aftreden van de heeren J. Milders, jhr. A. W. G. van Riemsdijk en H. van Kempen en van twee leden van het hoofdbestuur wegens het aftreden van de heeren Marcellus Emants en Jacobson, die ter vorige vergadering hunne herbenoeming voor slechts één jaar aanvaardden.
 Het in het orgaan opgenomen Jaarverslag is somber gestemd. De bioscoop-concurrentie blijft van nadeeligen invloed op het schouwburgbezoek; te Rotterdam moesten pogingen worden gedaan het plaatselijk tooneelgezelschap een meer soliden steun te verschaffen.
 Met dankbaarheid wordt vermeld, dat de gemeente Amsterdam en de provincie Noord-Holland de eenmaal toegestane subsidieën aan het tooneelspeelonderwijs handhaafden en met belangstelling zal men vernemen, dat de kans op een Rijkssubsidie is in uitzicht gesteld.
 Behalve een geringe daling in het ledental behoeven geen ernstige gebeurtenissen in het Verbondsleven vermeld. Ook verblijdende gebeurtenissen vallen echter niet te boekstaven.
 De afdeelingsverslagen zijn evenmin opgewekt. Rotterdam: meer belangstelling was niet te wekken, het aantal leden bleef vrijwel gelijk.