Pagina:Apeldoornsche Courant vol 047 no 017.pdf/5

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

BIJVOEGSEL,

behoorende bij de

APELDOORNSCHE COURANT

van Woensdag 1 Maart 1905.



Openbare Vergadering

van den Raad der Gemeente Apeldoorn,

2)
2)
op 24 Februari 1905.

De vergadering wordt door den Voorzitter geopend.

Tegenwoordig zijn de leden: W. Uijt den Bogaard Ezn., C. Wererif, B. van Niersen, C. M. Gardenier, R. Kerkhoven, H. J. Brouwer, J. W. Buitenhuis Czn., H. J. Schut, Jhr. K. W. Feith, A. Radstaak, Jhr. H. F. M. E. Sandberg, Mr. W. Wiersma, E. D. van Lennep, Jhr. Mr. G. W. Mollerus, T. de Bruin, C. W. A. de Groot en M. van Delden Johzn.

De Voorzitter deelt mede dat de leden D. C. L. Neelmeijer en P. G. Sager, kennis gegevan hebben wegens ongesteldheid verhinderd te zijn deze vergadering bij te wonen.

De notulen dar vorige vergadering, aan de leden in druk gezonden, worden, zonder voorlezing, goedgekeurd.

De Voorzitter deelt mede dat de navolgende stukken zijn ingekomen:

1o. Een besluit van Gedeputeerde-Staten van Gelderland, d.d. 31 Januari 1905, No. 13, tot goedkeuring van het Raadsbesluit van 20 Januari t.v., tot het doen eener af- en overschrijving op de gemeente-begrooting dienst 1904;

2o. Idem d.d. 31 Januari 1905 No. 14, waarbij machtiging wordt verleend tot het doen eener betaling uit de post van onvoorziene uitgaven, der gemeente-begrooting van 1904;

3o. Idem d.d. 17 Januari 1905 No. 63, waarbij wordt vastgesteld de rekening der gemeente over 1903;

4o. Idem d.d. 31 Januari 1905 No. 39, waarbij wordt gezonden een afschrift van het Koninklijk besluit van 17 Januari 1905 No. 22, waarbij aan deze gemeenta andermaal ontheffing wordt verleend der verplichting tot het oprichten van eene burgerdag- en avondschool, tot 1 October 1909;

5o. Idem, d.d. 31 Januari 1905 No. 70, waarbij wordt medegedeeld, dat wegens in het jaar 1904 geleden geldelijk nadeel, tengevolge van het niet voldoen aan den eisch gesteld in het 4e lid van artikel 45 der wet tot regeling van het lager-onderwijs, aan deze gemeente eene tegemoetkoming wordt verleend van f 2050;

6o. Idem, d.d. 7 Februari 1905 No. 96, waarbij wordt goedgekeurd de gemeente-begrooting voor 1905;

7o. Idem d.d. 7 Februari 1905 No. 99, waarbij wordt medegedeeld dat de aanslagen in den hoofdelijken omslag dienst 1904, van U. J. Dijkstra en W. P. Lievegoed zijn gehandhaafd.

Deze stukken worden voor kennisgeving aangenomen.

8o. Idem d.d. 15 Februari 1905 No. 100, waarbij wordt ingezonden het door den Inspecteur vau de Volksgezondheid te ’s Hertogenbosch uitgebracht advies over de Woningverordening dezer gemeente, met uitnoodiging den inhoud te overwegen en van den uitslag der overwegingen aan Gedeputeerde-Staten mededeeling te doen.

Wordt gerenvoieerd naar Burgemeester en Wethouders om advies.

De Heer Mollerus verzoekt bij het advies een beter te lezen stuk ter visie te leggen, daar dit zeer moeielijk te lezen is.

De Voorzitter zal hiervan nota nemen.

9o. Een schrijven van de Hollandsche-Spoorweg Maatschappij, d.d. 14 Januari 1905, betreffende verwijdering van plantsoen op het Stationsplein. Na voorlezing stelt de Voorzitter voor, de aan te vragen machtiging tot het verwijderen van dit plantsoen voorloopig aan te houden.

De Heer Wegerif vestigt er de aandacht op, dat, al mocht tot uitbreiding van het station het plan bestaan, het dikwijls zeer lang duurt voor dat zoo’n plan wordt uitgevoerd en het zeer goed kan zijn, dat dit nog 5 of 10 jaren achterwege blijft.

De Voorzitter geeft dit toe en begrijpt ook niet dat men daarvoor aan dit terrein behoefte zal hebben. Burgemeester en Wethouders zouden hierover eerst nader kunnen schrijven.

De Heer van Delden is er sterk tegen dit gedeelte te bestraten, nu wij weten, dat de Maatschappij het later noodig zal hebben.

De Heer Kerkhoven acht het wenschelijk, dat de bestrating plaats heeft; het plan daartoe heeft reeds lang bestaan en het is wel noodig. Spreker begrijpt ook niet, waarvoor de Maatschappij dat terrein kan noodig hebben.

De Voorzitter merkt op, dat door den Raad als voorwaarde is gesteld, dat het te bestraten terrein publiek plein zal blijven.

De Heer Sandberg geeft in overweging het plantsoen op te ruimen en het terrein voorloopig van grind te voorzien.

De Voorzitter acht dit niet wenschelijk; het zal een vuile boel geven, doch is er niet tegen om het te bestraten.

De Heer van Delden is er bepaald tegen en vraagt waarom het noodig is om zoo’n overtollige haast te maken. Nu zal de gemeente het terrein bestraten en straks zal de Maatschappij het in gebruik nemen; waarom zullen wij die kosten maken.

De Heer Kerkhoven herinnert, dat reeds een paar jaar geleden een adres is ingekomen, om in den toestand verbetering te brengen. Het is er nu een stinkboel en verbetering is hoogst noodig; de stank is er ondragelijk.

De Heer Gardenier hoort den Heer Kerkhoven zeggen, dat er een ondragelijke stank wordt waargenomen en vraagt, of door de gemeente hier niet voor kan worden gezorgd.

De Voorzitter heeft het nooit opgemerkt en er ook geen klachten over gehoord. Bestrating acht spreker daarom wenschelijk, omdat men dan een flink plein krijgt. Spreker stelt voor om Burgemeester en Wethouders uit te noodigen nader hierover aan de Maatschappij te schrijven en te trachten de vergunning te krijgen, desnoods met de bepaling te laten vervallen, dat het als publiek plein bestemd moet blijven.

De Heer Gardenier geeft in overweging, de concessie van de Spoorweg-Maatschappij na te zien, die ook hare verplichtingen heeft. De gemeente zal hier de bestrating aanbrengen, doch spreker meent, dat de Maatschappij het doen moet.

De Voorzitter zegt, dat het de eerste keer aan de Maatschappij verzocht is, doch zij heeft er voor bedankt, omdat zij er geen behoefte aan had.

De Heer Gardenier acht het toch wenschelijk, dat de concessie wordt nagegaan.

De Voorzitter Stelt voor, met de Spoorweg-Maatsohappij in nader overleg te treden, desnoods de bepaling te laten vervallen, dat het terrein als publiek plein bestemd moet blijven, doch wanneer de Maatschappij het terrein in gebruik moet nemen, dat de gemeente dan de steenen terug krijgt.

De Heer Schut is het met den Voorzitter eens, dat men het besluit moet uitvoeren. Krijgen wij later de steenen terug, dan heeft men alleen verlies van arbeidsloon.

In stemming gebracht wordt het voorstel van den Voorzitter, met op een na algemeene stemmen, die van den Heer M. van Delden Jzn., aangenomen, zoodat het navolgend besluit is genomen:

De Raad der gemeente Apeldoorn;

Voorgenomen het ingekomen schrijven van de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij, d.d. 14 Januari 1905, No. 587, betreffende het verleenen eener vergunning tot het verwijderen van plantsoen op bet Stationsplein;

Besluit:

Burgemeester en Wethouders uittenoodigen met die Maatschappij in nader overleg te treden, ter verkrijging eener vergunning, desnoods met weglating der voorwaarde, dat het terrein als publiek plein bestemd moet blijven, doch dat, wanneer de Maatschappij het terrein in gebruik moet nemen, dat de gemeente dan de steenen voor het bestraten gebezigd, terug krijgt.

De Voorzitter legt over de navolgende ingekomen verslagen:

1o. der Gezondheids-Commissie voor de gemeente Apeldoorn, van hare bevindingen en handelingen in het jaar 1904;

2o. het door Burgemeester en Wethouders uitgebracht verslag, overeenkomstig art. 52 der Woningwet, over 1904;

3o. het verslag der Commissie tot wering van Schoolverzuim voor de kadastrale gemeente Apeldoorn, over 1904; en

4o. idem der Commissie voor de kadastrale gemeente Beekbergen.

Deze verslagen worden voor notificatie aangenomen.

De Voorzitter leest voor een ingekomen schrijven van den Heer T. Zevenhuizen, d.d. 20 Februari 1905, kennis gevende, dat hij ontslag neemt als lid van den Gemeenteraad, daar hij wegens redenen zijn beroep betreffende, die betrekking verder onmogelijk naar behooren kan waarnemen.

De Voorzitter heeft deze kennisgeving met een gevoel van leedwezen vernomen. De Heer Zevenhuizen heeft steeds getoond, met zijne beste krachten de belangen der gemeente te behartigen en nu spijt het Spreker, dat zijne werkzaamheden het hem beletten hiermede voorttegaan. Spreker brengt den Heer Zevenhuizen gaarne een woord van hulde voor wat hij in die betrekking voor de gemeente heeft gedaan en hoopt, dat het hem verder goed mag gaan. (Applaus).

De Voorzitter legt over de navolgende ingekomen adressen, die op zijn voorstel naar Burgemeester en Wethouders om advies worden gerenvoieerd:

1o. van A. Vulink e. a., tot verharding van den weg van de Wormensche brug tot aan de Erica-Stichting, onder aanbieding eener tegemoetkoming in de kosten van f 343.—.

2o. van J. Kroon e. a., d.d. 20 Februari 1905, om verbetering en verlichting door middel van gas, van het gedeelte van den Zwolschen weg van de Waldeck-Pyrmontlaan tot aan het huis van den Heer van Neck en

3o. van W. van Dronkelaar e. a., d.d. Januari 1905, om verbetering van den weg van af den straatweg Apeldoorn—Zutphen, bij Kilometerpaal 2, langs de Barrewinkel, bij wachtpost 89, over den Oosterspoorweg, langs de Erica-Stichting naar het kanaal bij de Wormensche brug en van dien weg het gedeelte van af den Zutphenschen straatweg tot aan wachtpost 89.

De Voorzitter leest voor een ingekomen adres, d.d. 7 Februari 1905, van het Bestuur der Apeldoornsche Handelsvereeniging en van ingezetenen, wonende aan de Dorpstraat, waarbij in overweging gegeven wordt de geheele Dorpstraat voortaan alleen van gemeentewege te reinigen.

De Voorzitter stelt voor dit adres te renvoieeren naar Burgemeester en Wethouders ter afdoening, met uitnoodiging, maatregelen te nemen waardoor aan het verzoek wordt tegemoet gekomen. Wat betreft de overname der verplichting van Rijk en Provincie, daartegen heeft spreker bezwaar, doch het Rijk en de Provincie kunnen er op gewezen worden.

De Heer Kerkhoven meent, dat de Tram meer schuld heeft dan het Rijk en de Provincie. Dagelijks ziet men, dat het vuil uit de rails bij hoopjes op den weg of langs den weg op particulier terrein wordt neergeworpen en wanneer dit vuil droog wordt, dan stuift het weg. De Tram-Maatschappij zou hierop moeten gewezen worden; door een kruiwagen mede te nemen, kan het vuil daarin worden geworpen.

De Heer Mollerus weet niet hoe dit elders plaats heeft, doch denkt wel evenals hier, en meent dat het vuil van de tram even goed van den weg moet verwijderd worden, als het vuil, dat door andere vervoermiddelen daar wordt aangebracht.

De Voorzitter merkt op, dat de weg nagenoeg geheel aan het Rijk en de Provincie behoort en de Directeur van de tram er op gewezen is, dat het vuil uit de rails niet op den weg mag worden gebracht; doch de concessie-voorwaarden zijn zoo gesteld, dat men hiertoe niet kan verplichten, hoewel, door gebruik te maken van een’ kruiwagen, er zeer goed in zou kunnen worden voorzien. Het schijnt hier meer onwilligheid van den Directeur.

De Heer Sandberg hoopt, dat men de Loolaan ook niet zal vergeten.

De Heer Gardenier geeft toe, dat het een onaangenaam aanzien geeft, doch het vuil komt van de straat en in dezen tijd zijn de straten niet schoon te houden, hier evenmin als in de groote steden. Spreker heeft altijd gehoord, dat het straatje van de tram zoo schoon was en dat men daarvan bij voorkeur gebruik maakte, en dit komt niet omdat men het vuil van dat straatje op den weg werpt, want het vuil komt alleen uit de rails en spreker heeft nooit gezien, dat van daar het vuil naar den weg wordt gebracht.

De Heer van Lennep zou, wanneer hierover aan de Provincie moet worden geschreven, tevens willen wijzen op het opruimen van de stinksloot vóór het huis van den Heer Talens.

De Voorzitter meent, dat men in de eerste plaats met het Rijk en de Provincie in overleg moet treden, en wanneer dit geen resultaat geeft, dat de gemeente er dan in zou moeten voorzien.

De Heer Kerkhoven zou het niet voor rekening der gemeente willen nemen; er is veel aan te doen; een man of 2, 3 zijn er voor noodig en daarvoor kan het Rijk en de Provincie zorgen.

De Heer Schut merkt op, dat het adres uitgaat van neringdoenden in de Dorpstraat; dáár alleen is verbetering noodig, en voorziet de gemeente daarin, dan heeft dit plaats in het belang der neringdoenden.

De Voorzitter merkt op, dat aan de Loolaan ook neringdoenden wonen en dat ook anderen, de voetgangers, er last van hebben.

De Heer Schut antwoordt, dat aan de Loolaan de huizen veel verder van den weg staan dan in de Dorpstraat.

De Heer Mollerus wil er nog op wijzen, dat het vuil niet alleen door de tram ontstaat, doch even goed op andere wijze en van andere middelen van vervoer.

Het adres wordt gerenvoieerd aan Burgemeester en Wethouders ter afdoening.


De Voorzitter leest voor een ingekomen adres van het Bestuur der Apeldoornsche Handelsvereeniging, dd. 22 Febr. 1905, verzoekende die maatregelen te nemen, dat door het bouwen van een politiebureau, achter het Gemeentehuis, de handel in boter en eieren niet wordt belemmerd.

Dit adres wordt aangehouden tot bij de behandeling van het voorstel betreffende het bouwen van een politie-bureau.

De Voorzitter leest voor een ingekomen adres van het bestuur van de Gymnastiek-Vereeniging „De Turnkring” alhier, d.d. 16 Februari 1905, mededeelende, dat de beschikking is gevraagd van het Gymnastieklokaal der Rijkskweekschool voor het houden der oefeningen door de opgerichte Dames-afdeeling, met verzoek totdat de beslissing hierop zal zijn ontvangen, hiervoor gebruik te mogen maken van het Gymnastieklokaal der Hoogere-Burgerschool.

De Voorzitter merkt op, dat hier hetzelfde bezwaar bestaat als tegen het gebruik van het Gymnastieklokaal der school voor meisjes, zoodat Spreker voorstelt het verzoek aftewijzen.

De Heer Wegerif denkt, dat zij meenen van het Rijk eene gunstige beschikking te zullen ontvangen en dat tot zoo lang alleen de beschikking van dit lokaal noodig zal zijn.

De Voorzitter gelooft dit niet en bovendien acht hij het niet verantwoord hiermede voorttegaan zooals tot nog toe plaats heeft. Wanneer het dit jaar te houden Gymnastiekfeest voorbij is, dan bestaat bij Burgemeester en Wethouders het voornemen eene andere regeling voor te stellen. Komt eene afwijzende beschikking van het Rijk, dan kan men nog zien wat te doen, doch op dit adres stelt Spreker voor afwijzend te beschikken.

Zonder hoofdelijke stemming wordt hiertoe besloten bij het navolgend besluit.

De Raad der gemeente Apeldoorn;

Gelet op een ingekomen adres van het Bestuur der Gymnastiek-Vereeniging „de Turnkring” alhier, d.d. 16 Februari 1905, om de beschikking van het Gymnastieklokaal der Hoogere Burgerschool voor de oefeningen der opgerichte Dames-afdeellng, onder leiding van Mej. J. C. Tibo, tot dat de beslissing zal zijn ontvangen op het verzoek aan het Rijk, om de beschikking van het Gymnastiek-lokaal der Rijkskweekschool alhier;

Besluit:

Op dit adres afwijzend te beschikken.

Naar aanleiding van ingekomen adressen van onderwijzend personeel, om eervol ontslag, worden, zonder hoofdelijke stemming, de navolgende besluiten genomen:

1o. De Raad der gemeente Apeldoorn;

Voorgenomen een ingekomen verzoek van den Heer K. Joustra, d.d. 7 Februari 1905, uit hoofde van zielsgebreken eervol ontslag verzoekende als Onderwijzer aan de openbare school No. 15 voor lager onderwijs te Wormen, gemeente Apeldoorn;

Gelet op de daarbij overgelegde verklaringen:

1o van den Heer Schoolopziener in het district Arnhem, d.d. 17 Januari 1905 No. 1261/5 dat genoemde onderwijzer ongeschikt is tot het waarnemen zijner betrekking;

2o van Heeren Gedeputeerde Staten der provincie Gelderland, d.d. 24 Januari 1905 No. 128 dat genoemde onderwijzer uit hoofde van zielsgebreken ongeschikt is voor de verdere waarneming van zijne betrekking;

Mede gelet op de art. 29 lett. a en art. 38, 2e en 3e lid der wet tot regeling van het lager onderwijs;

Besluit:

Aan den Heer Kornelis Joustra, op grond van zielsgebreken, eervol ontslag te verleenen als onderwijzer aan de openbare school No. 15 voor lager onderwijs te Wormen, gemeente Apeldoorn, met ingang van 1 Mei 1905.

2o. De Raad der gemeente Apeldoorn;

Voorgenomen een ingekomen verzoek van M. J. Sanders geboren van Campen d.d. 25 Januari 1905, op grond van ongesteldheid eervol ontslag verzoekende als onderwijzeres aan de openbare school No. 8 voor lager onderwijs te Ugchelen, gemeente Apeldoorn;

Gelet op de daarbij overgelegde verklaringen:

1o van den Heer Schoolopziener in het district Arnhem, d.d. 31 December 1904 No. 1248/10, dat genoemde onderwijzeres ongeschikt is tot het verder waarnemen harer betrekking;

2o van Heeren Gedeputeerde Staten der provincie Gelderland, d.d. 10 Januari 1905 No. 108, dat genoemde onderwijzeres, uit hoofde van lichaamsgebreken, ongeschikt is voor de verdere waarneming van hare betrekking;

Mede gelet op de art. 29 lett. a en art. 38, 2e en 3e lid der wet tot regeling van het lager onderwijs;

Besluit:

Aan Mathilda Johanna Sanders, geboren van Campen, op grond van lichaamsgebreken, eervol ontslag te verleenen als onderwijzeres aan de openbare school No. 8 voor lager onderwijs te Ugchelen, gemeente Apeldoorn, tevens als onderwijzeres voor het geven van Herhalingsonderwijs in de nuttige handwerken, een en ander met ingang van 1 Maart 1905.


3o. De Raad der gemeente Apeldoorn;

Gelet op een ingekomen adres van Mejuffrouw F. G. C. van ’t Ende, ongedateerd, om eervol ontslag als onderwijzeres aan de openbare school No. 3 te Het Loo;

Besluit:

Aan Mejuffrouw Frederika Gesina Charlotte van ’t Ende, op haar verzoek, een eervol ontslag te verleenen als onderwijzeres aan de openbare sohool No. 3 te Het Loo en als onderwijzeres in de nuttige handwerken voor het geven van herhalingsonderwijs een en ander met ingang van 1 Mei 1905.

4o. De Raad der gemeente Apeldoorn;

Gelet op een ingekomen verzoek van Mejuffrouw A. H. Feis, d.d. 14 Februari 1905, om eervol ontslag als onderwijzeres in de nuttige handwerken aan de openbare school No. 17;

Besluit:

Aan Mejuffrouw Agnita Henrica Feis, op haar verzoek, eervol ontslag te verleenen als onderwijzeres in de nuttige handwerken, aan de openbare school No. 17 aan den Soerenschen grindweg, met ingang van 1 Maart 1905.

5o. De Raad der gemeente Apeldoorn;

Gelet op een ingekomen verzoek van Mejuffrouw M. M. Bolkestein, d.d. 10 Februari 1905, om eervol ontslag als onderwijzeres in de nuttige handwerken aan de openbare school No. 12;

Besluit:

Aan Mejuffrouw Martha Maria Bolkestein, op haar verzoek, eervol ontslag te verleenen als onderwijzeres in de nuttige handwerken aan de openbare school No. 12 te Apeldoorn, met ingang van 1 Mei 1905.

De arbeidsinspectie.

Nog niet lang geleden verschenen de verslagen der arbeidsinspectie over de jaren 1901 en 1902. Behalve dat zulke verslagen uitteraard zeer leerzaam zijn, kunnen zij ons overtuigen, dat de ondernomen herziening der arbeidswetgeving geen overtollige zaak is. De verslagen brengen menige verborgenheid uit de arbeidswereld aan het licht, en zulke onthullingen zijn het juist, die de stof leveren voor de wetgeving der toekomst. Zeer veel deelen die verslagen mede omtrent twee zeer belangrijke onderwerpen : den toestand van de huisindustrie en den arbeid van schoolgaande kinderen. Het moet gezegd worden, dat het met de huisindustrie bij ons heel wat beter gesteld is dan in het buitenland; dit is op het jongste Berlijnsche congres zeer duidelijk gebleken. Dit is echter juist een reden om in tijds in te grijpen en maatregelen te nemen, opdat niet zulke ergerlijke toestanden als in het buitenland ook bij ons ontstaan. Het is vrij algemeen bekend, dat men hier en daar, om de kosten van verbouwing uit te sparen van afgekeurde fabrieken, het thuis werken heeft ingevoerd waar dit voorheen niet bestond, b.v. te Kampen in de Sigarenindustrie. De kleine kamers van die thuiswerkers zijn van de gevaarlijke tabakstof vervuld; de werkkamers zijn meestal ook woon- en slaapvertrekken. In de bedsteden bleek overal dat stof te zijn doorgedrongen en toch worden ze vaak beslapen door kinderen, die reeds den ganschen dag ia diezelfde stof hebben doorgebracht. Een echte huisindustrie in Gelderland is hst strippen of afhalen van den tabak. Daartoe worden ook werklokalen gebruikt, waarin men tevens woont en slaapt. Dat strippen wordt veelal door gehuwde vrouwen gedaan in een dompig, stoffig vertrek, met de kinderen om zich Leen. Oudere kinderen helpen mee en worden er voor uit da avondschool gehouden, zoodat de meisjes vaak noch breien, noch naaien leeren. In het gunstigste geval bedraagt het gezamenlijke loon vier en een halve gulden per week. Volwassen personen verdienen hoogstens een rijksdaalder per week. Er zijn ook stripperijen, waar de werklieden zich heen begeven om er het werk te verrichten, en het gebeurt vaak, dat kinderen, die 's avonds te zeven ure thuis komen, aldaar dan nog weer dien ongezonden en geestdoodenden arbeid opvatten. Wij kunnen natuurlijk slechts een paar grepen uit het verslag doen. Zoo zien wij b.v., dat in de knoopen-industrie te ZaltBommel het minste loon van een thuis werkende vrouw bijna zeven stuivers bedraagt. Met het invoeren van loontarieven laten de aanhangige arbeidswetten zich nog niet in; maar ook zonder deze zijn maatregelen tegen dergelijke misstanden niet ondenkbaar. Meer moeite zal men, naar wij vreezen, hebben met den arbeid van schoolgaande kinderen. Bijna ongelooflijk klinkt wat de Arbeidsinspectie te Amsterdam daaromtrent aan het licht heeft gebracht. Dat een schoolgaand kind niet wezen lijk werken mag, daaromtrent bestaat wel geen verschil van gevoelen.