Pagina:Apologie van Pr Willem I van 1580.pdf/12

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
):[ 10 ]:(

me noch Verrader en ben: maer (Gode lof) een Edelman van goeden ende seer ouden huyse, metgaders een man met eeren, waerachtich in alle 't ghene dat ick belove, niet ondanckbaer, noch ongetrouwe, oock niet gedaen hebbende, waerom dat een Heere ende Ridder van mijner qualiteyt met rechten soude mogen gelastert ofte gestraft werden, my voorts dienstelick aen V. Con. Mat, gebiedende, ende ootmoedelick biddende, my altijt te willen houden als eenen van zijne onderdanichte ende ghewillichte dienaers, Hier mede

Doerluchtighste, groot-moghende, ghenadighste Coningh ende Heere, bidde ick den Almachtighen Godt, V. Con. Mat. te verleenen in langhdurighe ghesontheyt een ghelucksaligh langh leven. Tot Delst, den IIII. dach sebruary, M. D. LXXXI.

V. Con. Mt.
Onderdanighste ende gantsch
ghehoorsaem diender.

Guillaume de Nassau.[1]
  1. Hoe de Prins dit Guillaume de Nassau schrees is nauwkeurig genoeg in het Vereenigd Nederland van den Heere Maerinet, over bl. 498, door eene kunstige band vertoond. — Hy teekende zich altemer ook Wilhelm printz zu Vranien, (want Hy kon geen Nêerduitsch spellen) en deze tekening geschiedde dan met vry klynere, styve, hakkelende letteren: ten bewyze dat hem het Sjabloon:Guill. de Nassau meer eigen was.