Pagina:Apologie van Pr Willem I van 1580.pdf/23

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
):[ 21 ]:(

Gode insonderheyt begheert hebben, ende wt gantscher herten altijt ghewenscht, Namelick, Waer 't dat wy t'ghene dat ons eyghentlick is raeckende, grooter gheacht ende meer ghesocht hadden dan uwe alghemeyne welvaert, dat wy als dan met goeden rechte een eeu-

    faltsten. Hier hoor ik den Prins niet, maar den Hosprediker. Wy moeten egter met BEAUFORT vertrouwen, dat dit stuk, niet zonder bedachtzaam overleg van Z. H. is in 't licht gekomen. Het was van te veel gewigt, dan dat hy de behandeling daar van geheel aan een ander zoude toevertrouwen, ten minsten, toen her ten einde geschreven was, niet nagezien zoude hebben. Daar van komen zelss de blyken voor, waar hy over 't Krygstentament handelt. Men gelieve de woorden soo ist dat wij nochtrans noch wel enthouden hebben enz. intezien. En van wien is dan kort daarna dit zeggen? Dit is 't groot verdeel dat wij van 't huijs van Spaegnien hebben ontfanghen, enz. vooral ook komt hier, te slade, 't geen de gezegden over het Krygstestament voorgaat, seker regule, die wy den Keyzer gehoort hebben soo dickwils verhalen, dat alle advijsen enz enz. Ook zal men niet twysselen, os deze ronde openbartige verklaringe midtsgaders dewijle dat wy soo weynigh middel hadden om in de Religie recht onderwesen te werden, veel meer aen de wapenen, aen de jacht, ende ander oesseninghen van jonghe Heeren gedachten ende die naerder sen herten trocken, dan 't ghene dat onse salicheydt was belanghende: is daar in alleen van den Vorst ingelast. — Doch van den Heer BEAUFORD verschil ik in een ander opzichte. Toon de Apologie door MARNIX gelezen was, vindt men by Bor en Hooft, dat Hy hadt uitgeroepen: Nu is de Prins een dood man! Dat was gist BEAUFORT, om dat daar in zo veele bittere uitdrukkingen regens den koning gevonden worden. Maar neen : aan St. Aldegonde was wel bekend, dat noch zoete woorden, noch eenige pogingen den Koning, van zynen onzaligen wrok jegens den Vader des Vaderlands, verzetten konden. Hy wist ook wel, dat, al meermalen, op