Naar inhoud springen

Pagina:Arbeiders.djvu/103

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
101

Mo alleen sloop op zijne vilten schoenen en glimlachend als altijd door de verschillende kamers, en wanneer hij voorbijging, zagen allen even van het "werk" op: hij zag er zoo geheimzinnig uit.

Wat de minister verwacht had; gebeurde, zoodra mevrouw hem ontmoette vroeg zij: "nu, heb je de zaak in orde gemaakt?"

De minister wachtte even, voor hij haar antwoordde. Zijne vrouw was de eenige persoon in de wereld, tegen wie hij den deftigen diplomatieken toon niet kon aanstaan. Hij antwoordde dus: "neen ronduit wil ik je bekennen, dat ik de zaak nog niet in orde heb kunnen brengen, maar...."

"Nu, waarom niet?"

"Mo wil niet; hij wil haar bij zich hovden."

"Mo.... altijd Mo," riep mevrouw op boozen toon uit; „ wanneer Mo niet wil, is het precies of gij er niets meer aan doen kunt. Men zou bijna gaan gelooven, dat hij je op de eene of andere manier in zijne macht heeft, waardoor gij het niet waagt hem den voet dwars te zetten."

"Ha, ha, ha! de arme Mo," riep de minister lachend uit maar zijn lachen klonk eenigszins gedwongen, en hij zag voortdurend uit het raam, toen hij antwoordde: "gij kunt toch wel begrijpen, dat het meisje het huis uit gaat, wanneer gij er zoo op gesteld zijt; ik kan Mo zeggen, dat ik het bepaald wil hebben en...."

"Ja, vindt gij zelf niet, dat het tijd wordt, hem te toonen, dat gij de macht hebt hem te bevelen.... zoo gij die ten minste bezit," zeide mevrouw. "Gij weet niet half, hoe Johan zich aanstelt. Alfred vertelt honderden zaken...."

"Neem mij niet kwalijk, maar naar ik bemerk, legt Alfred meer bezoeken in de kelderwoning af dan Johan."

"Nu ja, wat beteekent dat? Alfred is verstandig.... een man van de wereld! Zoo hij aan zulk een eenvoudig