Pagina:Arbeiders.djvu/105

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
103

dadelijk van het Departement naar Eriksen wilde gaan.... je weet wel, zijnen vriend.... den candidaat Eriksen.... die zoo ziek ligt."

De minister maakte bij zich zelf de opmerking, dat de ziekte van den candidaat Eriksen zeer lang duurde.

"Maar waarom is juffrouw Hilda hier niet," vroeg Mevrouw aan het kamermeisje.

"Juffrouw Hilda komt dadelijk," antwoordde deze. Zij heeft gevraagd om haar, zoodra het eten opgebracht was, te laten roepen. Zij is in de woning van den concierge."

"Nu hoort gij het Daniel," fluisterde Mevrouw, hem in 't oor, "dat listige schepsel legt het er ook al op aan met de zuster op goeden voet te komen."

Toen Hilda aan tafel plaats nam, wilde zij over Christine beginnen te spreken maar hare moeder gaf met een bits woord eene andere wending aan het gesprek, en daar zij bij haren vader ook geen instemming vond, zweeg zij maar.

En zwijgend bleven allen gedurende den maaltijd.... een vervelende, ongezellige maaltijd, dat moet gezegd worden.





X.

De opperloods had in den loop van den winter heel wat brieven voor Njaedel te schrijven, nu aan Christine, en dan weer aan broer Anders over die zaak, die nooit tot een eind scheen te komen. Een weinig mistrouwen begon de opperloods te koesteren jegens dien broer Anders; het kwam hem voor, alsof het met al die geldzendingen, en telkens werd er meer gevraagd, niet recht in den haak was, en het minst van allen stond hem aan, wat Anders in zijn laatsten brief over Christine had geschreven.