Pagina:Arbeiders.djvu/117

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
115

verblijfplaats trachten op te sporen, en zoo hij haar vindt, zullen er misschien nog erger dingen gebeuren."

"O, dat heb ik al lang gezegd," riep mevrouw jammerend uit, maar nooit wilt ge naar mijnen raad hooren, altijd wilt ge...."

"Bedaard.... bedaard, lieve Adelaïde! Ziet gij... kunnen wij haar niet van den hals schuiven, zoo.... zoo...." hier maakte hij eene kleine diplomatieke pauze.

"Nu?" vroeg zij.

"Nu ja! zoo wij hem wegzenden."

Zulke kleine verrassingen verstond de minister meesterlijk. Mevrouw zag hem aan. "Ja, Daniël.... dat zou misschien niet zoo heel gek zijn."

"Zooals ik altijd zeg, lieve Adelaide... wees bedaard... overijling deugt niet.... en bij kalm nadenken vindt men altijd eenen uitweg. Je weet, dat Johan al zoo lang naar Weenen wenscht te reizen; ik wil hem er nu verlof toe geven."

"En mag hij lang wegblijven?"

0p zijn minst een jaar, zoo de reis hem, wat het wetenschappelijke betreft, van eenig nut zal zijn."

"Wat het wetenschappelijke betreft! Schalk!" zeide mevrouw schertsend. Een steen was haar van 't hart gevallen. Voor te gaan slapen moest de minister aan zijne vrouw de belofte afleggen, dat hij, zoodra Johan was vertrokken, Mo er toe dwingen zou Christine weg te zenden; zij was dan ver weg en vergeten, als Johan van zijne buitenlandsche reis terugkwam.





XI.

In April zou dokter Bennecken op reis gaan. Toen zijn vader hem meedeelde, dat hij hem toestond naar Weenen te reizen, was hij er zoo blijde over, dat hij in het eerst