Pagina:Arbeiders.djvu/118

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
116

er niet aan dacht, hoe zwaar het hem zou vallen Christine in langen tijd niet te zien. Nog minder viel het den goedhartigen dokter in er over na te denken, waarom dat hem de groote gunst eene reis te mogen maken, was toegestaan.

Toen hij zijn examen als candidaat in de medicijnen had afgelegd; was het zijn vurigste wensch geweest voor een jaar buitenslands te gaan. Zijn vader had het te kostbaar gevonden en zijne moeder had hem ronduit gezegd, dat het vrij belachelijk zou zijn, hem voor zijne studiën naar het buitenland te zenden; daar waren zijne examens niet schitterend genoeg voor geweest; hij kon best thuis voort studeeren. Johan had dus al die reisplannen op zijde gezet. Toen hij nu zoo onverwachts verlof kreeg naar het buitenland te reizen, was hij zoo vervuld van dankbaarheid, dat hij er volstrekt niet aan dacht, hoe hij eigenlijk zijn eigen meester was en zelf zijne reis kon bekostigen.

Hoe meer de dag van het vertrek naderde, des te onrustiger werd hij. Er was zooveel, dat hij voor zijn heen gaan volstrekt aan Christine moest zeggen. Vóór alles, wilde hij haar op de eene of andere wijze te kennen geven, hoeveel hij van haar hield, en dan wilde hij haar vragen, ja, dat was het eigenlijk, hij wilde haar vragen aan hem te denken in zijne afwezigheid. Met dit denkbeeld was hij zeer ingenomen, want hij vond, dat aldus veel met weinig woorden kon gezegd worden, en de dokter oefende zich voortdurend op welke wijze den zin samen te stellen, als bijv.: "zoo gij wildet...." of "zoo gij zoo goed wildet zijn..." of "zoo ik kon gelooven, dat gij zoo vriendelijk zoudt willen zijn een weinig aan mij te denken." Zou hij "een weinig", of zou hij het wagen "veel" te zeggen, of misschien "dikwijls?" En ééne zaak bovenal woog hem zwaar op het hart: hij wilde haar voor Alfred waarschuwen. Dat hij haar alleen met Alfred moest laten, gaf