Naar inhoud springen

Pagina:Arbeiders.djvu/14

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
12

kooper had hij een Isabella-paard verkocht, maar toen het op betalen aankwam, had deze hem leelijk gefopt. Ongeveer een jaar geleden had hij zijne zaak den advokaat Bogesen in handen gegeven, en menigen blanken rijksdaalder had hij reeds moeten betalen om de onkosten, die de advokaat natuurlijk maken moest, goed te maken, maar kooper en paard reden intusschen de wereld rond, de hemel mocht weten waar.

Vandaag, zoo had de advokaat hem ten minste beloofd, zou er een eind aan de zaak gemaakt worden, en in zijne verbeelding hoorde hij reeds, hoe het gerecht den paardenopkooper tot eene zware geldboete of eenige andere straf zou veroordeelen, terwijl aan hem zijn geld zou worden terugbetaald en, wie weet? ook de merrie hem weer zou toebehooren.

Zoo het hem maar mocht gelukken den advokaat Bogesen te ontdekken! Den geheelen morgen had hij vóór het huis van den Lensmand op wacht gestaan, maar zijn advokaat kon hij maar niet in het oog krijgen.

De menschen stroomden het huis in en uit, eenigen hadden aan den ontvanger hunne belasting te betalen, anderen wilden den ambtman[1] spreken, of wel het een of ander aan de klerken vragen. Het liep al naar twaalf uur, en de boeren begonnen hongerig te worden; de van huis meegebrachte teerkost werd voor den dag gehaald, en een zoo goed mogelijk plaatsje werd opgezocht, dat echter niet zoo gemakkelijk was te vinden. Sommigen zaten in eene rij langs de sloot aan den landweg, terwijl eenigen met het gelaat naar de zee staande hun maal gebruikten.

Van tijd tot tijd verscheen er een klerk in de deur en hoorde men een' naam luid roepen. Allen draaiden dan

  1. De ambtman van het district woont altijd de zittingen bi], welke de rechtbank van tijd tot tijd op het land houdt. (Vert.)