Pagina:Arbeiders.djvu/159

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
157

was gegaan, dat hij in het midden van Maart naar het vaderland terugkeerde .

Allerlei gedachten doorkruisten zijn brein en hoe nader hij kwam, des te verwarder werden zijne denkbeelden. Zij had Alfred dus niet bemind, maar waarom dan het aanzoek van dien ouden man niet van de handgeslagen?

Hilda had hem, ofschoon zij nooit meer antwoord ontving, getrouw gedurende den geheelen winter geschreven en hij had dus ook van haar gehoord, dat Christine den geheelen winter ziekelijk was geweest. Toen hij het ouderlijk huis binnentrad, vermeed hij, eenen blik door de ramen van Mo te werpen, maar liep dadelijk naar boven.

Mevrouw Bennecken slaakte een' uitroep van de grootste verwondering toen zij hem zag; in zoo verre was zijne komst eene verrassing, wijl er slechts vluchtig sprake van was geweest, dat hij misschien tegen de lente t'huis zou komen.

"Het spijt mij, dat ik u doe schrikken, ik had eigenlijk een telegram moeten zenden," zeide Johan.

Mevrouw zag hem met een gespannen onderzoekenden: blik aan; er lag iets zoo droefgeestigs in zijne trekken, dat zij, toen zij hem een welkomstkus gaf, onwillekeurig mompelde: "je bent in je voorkomen zoo veranderd, Johan, dat ik je niet dadelijk herkende."

Hilda kwam ook binnen en vloog hem om den hals.

"Welkom.... welkom, beste Johan, maar wat ben je veranderd!"

"Vindt gij dat ook?"

"Ja, je ziet er wel tien jaar ouder uit; grijze haren zie ik in je baard en.... werkelijk Johan.... je haar is ook uitgevallen, je hebt daar van achteren eene kale plek." Haar broeder glimlachte op de hem eigene zwaarmoedige wijze; Hilda vond, toen zij hem nauwkeurig opnam, dat hij geheel veranderd was, en het kwam haar voor, dat hij ook meer mank ging.