Pagina:Arbeiders.djvu/158

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
156

vrouw is, en hij is er verwonderd over dat zij nu niets te schrijven heeft, daar gij dikwijls aan ons hebt geschreven, dat zij gaarne je vrouw zou willen worden, maar dat zij om het verschil van leeftijd er zich over schaamde waarom wij haar ook schreven zooals gij ons vroegt te doen, om haar te overreden en meer zulke zaken, maar ik geloof er nu niets meer van.

Met achting: 

Laurits Boldemann Sechus. 


Oom Anders las dit epistel in de wachtkamer van den minister aan het Departement. Hij vouwde den brief dicht en wierp hem in de kachel, terwijl hij het hoofd schudde en glimlachte.

De minister opende de deur. "Ben je doof?..., Mo! ik heb je tweemaal gescheld."

Anders Mo stond op en zag den minister met denzelfden niets zeggenden suffen glimlach aan.

"Maar Mo! wat scheelt je!" riep de minister, ik begin waarachtig te gelooven, dat je oud en suf begint te worden."




XV.

Dokter Johan Bennecken bleef een jaar lang te Weenen. Van Hilda alleen ontving hij berichten van huis en van haar hoorde hij dat Christine met haren oom was getrouwd. Na dit bericht schreef hij geen enkelen brief meer naar huis en lang dacht hij er over, voor goed te Weenen te blijven of wel naar Amerika te gaan.

Na den geheelen winter zijn leed gedragen te hebben, kreeg hij in het voorjaar zulk een verlangen haar nog eenmaal te zien en tevens om te hooren, hoe alles in 't werk