Pagina:Arbeiders.djvu/178

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
176

Sören Börevig vouwde het contract samen, en stak het papier in den zak met eene grijns, welke de opperloods gelukkig niet zag.

Njaedel liep een weinig voor hem uit de hoogte op, de opperloods volgde hem op den voet.

Toen zij boven waren gekomen, zeide Sechus: "Je moet met mij mee naar Amerika trekken."

"Met leege handen," antwoordde Njaedel op mismoedigen toon.

"Met zulke knuisten als gij hebt, kunt ge overal vooruitkomen," antwoordde de opperloods, "ik voor mij heb grooten lust er heen te gaan. Van mijn huisje kan ik dadelijk af komen, daar is mij dikwijls geld voor geboden, en het beetje geld dat ik bespaard heb, kan ik ook dadelijk in handen krijgen. Hier hebben wij niets meer te doen, Njaedel. Ik betaal het geld voor je overtocht, wanneer je weer iets begint te verdienen, kun je het mij terug betalen. En bovendien heb je aan de andere kant van de zee een jongen en ook eene vrouw .... dat hangt van je zelf af.... ga met mij mee!"

Njaedel was blijven staan en staarde voor zich uit. Hier van de hoogte gezien scheen al, wat hij gedurende de jaren, die hij er woonde, verricht had, zoo gering. Hij liet zijne blikken langs de muren om zijne akkers gaan, waarvan hij elken steen kende en hij dacht aan al het werk en al de moeite, die hij er aan ten koste had gelegd.

Daarna viel zijn blik op den akker en de half voltooide sloot, en meer en meer verbitterd werd hij, wanneer hij dacht aan al de plannen, die hij gemaakt had, toen hij hier kwam wonen. Hij dacht ook aan den tijd terug, toen de lange Anna nog te Krydsvig woonde, toen Christine nog thuis was en alles zoo goed ging. Op het zand, waar de branding tegen de rotsen sloeg, viel zijn oog; de zee lag grauw en hopeloos vóór hem, zij scheen door den dikken mist, die er over hing, alle gedachten,