Pagina:Arbeiders.djvu/211

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

209

stellingen over ons volk in de wereld in omloop zijn. Ik moet er mij steeds over verbazen; want iemand in mijne betrekking, die altijd te midden van het volk leeft, is meer dan iemand anders in staat over de toestanden te oordeelen. Mijne dagelijksche bezigheden brengen mij onophoudelijk met het zoogenaamde "Volk" in aanraking; ik spreek den boer in zijne slechte en voorspoedige dagen, ik ben bekend met zijne goede, zoowel als met zijne slechte eigenschappen."

Hier viel zijn toehoorder hem haastig in de rede: "Gij denkt er juist over als ik. Ik ben langer dan vijf jaar predikant in eene kleine gemeente op het land geweest, en durf zeggen, ofschoon ik er mij in het minst niet op wil beroemen, dat niet vele predikanten zooals ik in en met het volk hebben geleefd, maar juist daarom schijnen mij die moderne, hoogdravende phrasen, waarin men de boeren zoo ophemelt...."

"Ja, niet waar," zeide de ambtman tevreden: deze beklagenswaardige overschatting van het volk, is in den grond niets anders dan een dekmantel voor verborgen eergierigheid...."

"En ongeloof," vulde de predikant aan. De beide heeren begrepen elkander nu volkomen en zetten het gesprek op een vertrouwelijken fluisterenden toon voort.

De Redacteur Mortensen verscheen zeer laat. Hij behoorde tot de weinigen, die nog geen ordelintje in het knoopsgat hadden. Aan de familiare wijze, waarop hij dezen en genen groette, kon men evenwel zien, dat hij een man was, die vasten grond onder de voeten had.

Hij was in werkelijkheid gedurende de laatste jaren, sedert hij de Redactie van den "Waren Vriend des Volks," op zich had genomen, een geheel ander mensen geworden. Zijn linnen was nu altijd hagelwit en er lag in de wijze waarop hij zich presenteerde die voorzichtige deftigheid, welke den vertegenwoordiger der pers zoo goed staat.