Pagina:Architectura vol 005 no 001.djvu/2

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
2
2 Januari 1897.
ARCHITECTURA.

JAARVERSLAG

van het

Genootschap „Architectura et Amicitia,”

over het jaar 1896.'

Uitgebracht in de 41ste Algemeene tevens 1046ste
Gewone Vergadering, gehouden op 16 December 1896,
in het Genootschapslokaal, American Hotel
te Amsterdam.

 M. H.

 Wederom is de tijd genaderd, dat volgens Art. 18 der wet door den 1sten Secretaris het verslag uitgebracht moet worden over den toestand van het genootschap. Overgaande tot het meedeelen der gebeurtenissen en verhandelingen in het afgeloopen jaar, heb ik de eer het volgende onder Uwe aandacht te brengen:
 Het aantal buitengewone eereleden bleef stationnair, dat der eereleden verminderde met één door het overlijden van den heer J. A. Schuurman, in leven Directeur van Publieke Werken te Amsterdam. Met genoegen kan ik U echter meedeelen dat het ledental vermeerderde, zoodat het op heden is als volgt:

4 Buitengewone Eereleden.
14 Eereleden.
7 Donateurs.
85 Gewone leden.
210 Buitenleden.
31 Kunstlievende leden.
7 Vereenigingen die lid zijn.
17 Aspirantleden.

 Voor het eerst maak ik dit jaar melding van de rubriek aspirantleden, die zooals U bekend is, volgens een door de vergadering aangenomen en toegevoegd wetsartikel, sinds primo Januari van dit jaar werden toegelaten.
 In het Bestuur van het genootschap met den heer J. H. Leliman als eere-voorzitter, dat op 1 Januari 1896 bestond uit de heeren: W. Kromhout Cz., Voorzitter; M. de Jongh, Vice-Voorzitter; Paul J. de Jongh, 1ste Secretaris; A. H. Zinsmeister, 2de Secretaris; J. A. v. d. Sluijs Veer, Penningmeester en J. Koffieberg, Bibliothecaris-Archivaris; hadden eenige wijzigingen plaats[.] Allereerst door het heengaan van den heer Paul J. de Jongh als 1ste secretaris, die wegens drukke werkzaamheden zijn ontslag nam, werd ik geroepen diens functie te bekleeden, wier onvangrijkheid ik spoedig gewaar werd. Het was om diezelfde redenen dat ik bij het begin der winterbijeenkomsten eveneens mijn ontslag indiende. Toen echter na de verkiezing, de gekozen candidaat bedankte als 1ste secretaris te fungeeren, besloot ik, op verzoek en aandringen van het Bestuur, het jaar uit, die functie te blijven vervullen en werd vervolgens voorzien in de opengekomen vacature van 2en secretaris door de verkiezing van den heer W. van Boven.
 Met leedwezen moet ik hier melding maken van het bij herhaling ongesteld zijn van den heer J. Koffieberg, bibliothecaris-archivaris, zoodat zijn functie eerst door mij gedurende eenigen tijd is waargenomen en op het oogenblik nog de heer W. v. Boven zich er mede belast. Een spoedig herstel van gezondheid zij hem toegewenscht!
 Het bureau van Redactie bestond op 1 Januari van dit jaar uit de heeren: W. Kromhout Cz., Voorzitter; M. de Jongh, Jos. Th. J. Cuypers, H. Ellens en C. W. Nyhoff.
 In de eerstgehouden vergadering van dit jaar werd de heer H. G. Jansen door benoeming hieraan toegevoegd, terwijl de heer H. Ellens in den loop van het jaar bedankte door vertrek naar elders. Een woord van dank aan heeren redactieleden, in het bijzonder aan den heer H. G. Jansen voor diens werkzaamheid, is hier op zijne plaats, daar hun taak niet gemakkelijk te noemen is, omdat de medewerking aan het orgaan van de zijde der leden, helaas, niet groot genoemd kan worden. De redactie werd alzoo verplicht het leeuwenaandeel voor zich te nemen en ik meen in haren geest te spreken, wanneer ik een beroep doe op de goede krachten van het genootschap om hare taak voortaan wat te helpen verlichten. Een woord van waardeering wil ik hier tevens wijden aan den heer J. A. v. d. Kloes, den redacteur van het technisch gedeelte, voor zijne goede zorgen ook dit jaar aan dat gedeelte van ons orgaan besteed. Moge genoemde heer nog vele jaren in het belang, maar eveneens met den steun der leden van ons genootschap werkzaam zijn.
 De lokaal-commissie werd voor eenigen tijd opnieuw samengesteld en bestaat thans uit de heeren: J. G. T. Wiggers, M. Cornelissen en J. G. van Essen, die reeds dadelijk blijk gaven een goed begrip te hebben van de opvatting hunner uitgebreide taak.
 De samenwerking met de uitgevers van het orgaan, de heeren J. van der Endt & Zn. te Maassluis, was als vorige jaren uitstekend, zoodat het contract dat met het einde van dit jaar afloopt weder met twee jaren verlengd is geworden.
 De zesde jaargang van het plaatwerk „De Architect,” die voor het eerst door den heer P. Gouda Quint te Arnhem werd uitgegeven, was in de eerste helft van dit jaar geheel verschenen, terwijl door verschillende omstandigheden de twee eerste afleveringen van den zevenden jaargang eerst in November j.l. uitkwamen, de overige afleveringen zullen echter spoedig volgen. Het aantal abonnés is steeds toenemend. Een woord van dank zij hierbij gebracht aan den heer M. de Jongh, als redactielid, voor diens zorgen en arbeid aan het plaatwerk besteed, zoomede aan den uitgever den heer P. Gouda Quint. De nieuwe jaargang van dit plaatwerk prijkt met een omslag van de hand des heeren De Bazel, het bekroonde ontwerp eener prijsvraag.
 Het vignet van den kalender werd dit jaar ontworpen door den heer J. L. M. Lauweriks, terwijl het orgaan eveneens een nieuw hoofd bekwam, dat ontworpen is door den heer K. de Bazel; beide vignetten zijn het resultaat van uitgeschreven prijsvragen.


 Met inbegrip van deze algemeene vergadering werden in het afgeloopen jaar 17 gewone vergaderingen gehouden, waarop het volgende werd verhandeld of ten beste gegeven:

 Den 8sten Januari gaf de heer C. W. Nijhoff eene bijdrage, begeleid door eene prachtige kunstbeschouwing, over „een en ander uit de geschiedenis der Japansche Kunst.
 Den 22sten Januari werd als kunstbeschouwing gegeven: Dessins inédits de Viollet-le-Duc.
 Den 5den Februari hield de heer J. L. M. Lauweriks eene lezing, getiteld „Voorschriften.”
 Den 19den Februari hield de heer Jos. Cuypers eene causerie over de terracotta industrie.