Pagina:Architectura vol 005 no 006.djvu/2

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
32
6 Februari 1897.
ARCHITECTURA.


1049e GE­WO­NE VER­GA­DE­RING van woensdag 3 februari 1897.

 Tegenwoordig 5 bestuursleden, 17 gewone leden, 6 asp. leden en 1 buitenlid.
 De 1e Secretaris, de heer lauweriks, met kennisgeving afwezig.
 De Voorzitter, de heer jos. th. j. cuijpers, opent de vergadering en verzoekt den 2en Secretaris, den beer h. j. walle jzn., over te gaan tot het lezen der notulen van de vorige vergadering, welke notulen na voorlezing onveranderd worden goedgekeurd.
 De Voorzitter brengt in herinnering het verzoek van het bestuur der Maatschappij ter bevordering der bouwkunst, tot bijwoning door twee afgevaardigden uit het bestuur van het Genootschap van een vergadering ter bespreking van het uitschrijven van prijsvragen voor versieringen bij de aanstaande kroningsfeesten in 1898.
 Afgevaardigden waren de Voorzitter jos. th. j. cuijpers en de Vice-Voorzitter de heer w. van boven.
 In deze vergadering werd besloten eene commissie te vormen met het Hoofd-comité voor de versieringen bestaande uit de heeren muisken, ed. cuijpers en bleis van de Maatschappij, benevens de besturen van de verschillende vakvereenigingen, met medewerking van de Professoren dake en van der waaij en de heeren heinen en trautwijn.
 Een schrijven van den heer h. g. jansen in bedenking gevende, op de convocatiën te vermelden, dat bij de lezing van den heer dr. h. c. muller ook dames konden geïntroduceerd worden.
 De lijst ter inteekening voor te houden voordrachten en kunstbeschouwingen werd rondgegeven, doch de oogst van toezeggingen was niet bijzonder groot en daarom noodigde het bestuur heeren leden uit, hunne krachten daaraan wat meer ten behoeve van het Genootschap te besteden.
 Ingekomen waren 5 antwoorden op de prijsvraag voor een Dorpsstation, onder de Motto’s:
 Halt, Buiten, Greenwich, Halfweg en een cirkel half rood, half wit (get.)
 De heer van wijngaarden werd als lid geïnstalleerd.
 De heer van der tuuk geballoteerd en met algemeene stemmen als lid aangenomen.
 Hierna hield de heer jos. th. j. cuijpers zijne aangekondigde voordracht, gedeeltelijk lezing en bespreking, met een kunstbeschouwing over de schilderingen van fra angelico da fiesole. Een en ander verwekte in hooge mate de belangstelling der leden, welke daarvan aan het einde door een daverend applaus blijk gaven.
 Deze bijdrage werd door den heer cuijpers welwillend voor het orgaan afgestaan.
 De Voorzitter, verplicht zijnde de vergadering te verlaten, geeft de leiding der vergadering over aan den Vice-Voorzitter, den heer van boven, die tot zijn spijt den Voorzitter den dank der vergadering, voor zijne interessante bijdrage, niet kon aanbieden, daar deze zoo spoedig moest vertrekken.
 De hr. george rueten werd voorgesteld door den heer nijhoff als ads. lid.
 De lijst voor de prijsvragen 1897—98 werd rondgegeven en daaruit gekozen:

 1e Voor een groot bouwwerk:
 Een groot winkelgebouw met boven kantoorlokalen.
 2e. Voor een klein bouwwerk:
 Een vischmarkt voor een kleine stad.
 3e. Kunstnijverheid:
 Een ameublement. (Tafel, stoel, penantkastje).
 Hierna werd overgegaan tot het stellen van candidaten voor de redactie, waartoe bij eindstemming gekozen werden hh. l. f. edema van tuuk en joh. b. lambeek jr.
 In de vraagbus werd gevonden de volgende vraag:
 „Inlichtingen en nadere verklaring wat bedoeld werd met een gemetselde, open spiltrap enz.” De hr. de bazel nam bereidwillig de beantwoording hiervan op zich.
 Naar aanleiding hiervan ontstond eene bespreking omtrent de Jury voor de prijsvragen, daar hh. kromhout en jansen wenschten te bedanken, ofschoon in een bestuursvergadering besloten was, de tegenwoordige jury te behouden, totdat de ophanden zijnde wetwijziging zou hebben plaats gehad.
 De hr. sluijs veer deed de vraag of het bestuur ook toezegging kan doen, wanneer de 3de en de 4e afl. van de architect zou verschijnen, daar de tijd daarvoor reeds lang verstreken is.
 De hr. m. de jongh deelt daarop mede, dat deze platen reeds afgedrukt zijn en de bijbehoorende tekst ter perse, dus dat deze afleveringen spoedig kunnen worden tegemoet gezien.
 Niets meer aan de orde zijnde, werd de vergadering onder dankzegging aan de leden voor hunne trouwe opkomst gesloten en de Commissie ter benoeming van eene Jury voor 1897—1898 uitgenoodigd, nog eenige oogenblikken te blijven. Deze heeren vereenigden zich en petit Comité en na eenige besprekingen werd overgegaan tot stemming voor de nieuwe jury.
 Bij eindstemming werden tot leden daarvan benoemd de heeren jac. van straaten, w. kromhout czn. en l. m. lauweriks.

h. j. walle jzn., 2e secr.


 † J. F. METZELAAR. 

 Onder de jongeren hebben weinigen nog den onlangs overleden Heer metzelaar, gepensioneerd bouwkundige van ’t Ministerie van Justitie, persoonlijk gekend, — sedert verscheidene jaren reeds werd hij in zijne betrekking opgevolgd door zijn zoon, die aan de Polytechnische school in den korten tijd van vier jaren zoowel het diploma van civiel- als dat van bouwkundig ingenieur verwierf.
 Het rechtsgebouw te tiel behoort tot de meest belangrijke bouwwerken van den overledene en kenmerkt zijne kunstopvatting onder den invloed, vooral van wat men vroeger als de toepassing der klassieke bouwkunst voor ons vaderland beschouwde, terwijl vele jongeren in die dagen reeds het meest aan de Hollandsche Renaissance offerden.
 De Heer metzelaar mocht de voldoening genieten, boven het meerendeel onzer bouwkundige veteranen, van gedurende zijne rustige laatste levensjaren zijne loopbaan door zijn zoon met toewijding en kracht voortgezet te zien.


op dins­dag 2 febr. 1897 ’s a­vonds 8 u­ren in het ame­ri­can ho­tel. VER­SLAG DER JAAR­LIJK­SCHE TE­VENS BUI­TEN­GE­WO­NE VER­GA­DE­RING VAN DEN R. K. GIL­DE­BOND, AFD. AM­STER­DAM.

Langs de wanden waren tentoongesteld – chromo lithografieën naar de werken van fra angelico – giotto – lorenzetti – van eick en anderen. Een zeldzame collectie uitgegeven door de arundel society, waarvan waarschijnlijk slechts twee volledige collecties in nederland aanwezig zijn.
 De waarnemende voorzitter jos. th. cuypers opende de vergadering, gaf toelichtingen en deed de belofte dat er voor het vervolg meerdere kunstbeschouwingen in dezelfde richting zouden gegeven worden. Daarna gaf hij het woord aan Pater de groot, Professor aan de Amsterdamsche Universiteit.
 Aan deze rede die zich door een onmiskenbaar meesterschap over het onderwerp, over taal en uitdrukking, en over de persoonlijkheid van den spreker zeiven kenmerkte, ontleenen we o. a. het volgende.