Pagina:Architectura vol 005 no 010.djvu/2

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
58
6 Maart 1897.
ARCHITECTURA.


ideeën over dat vraagstuk. 3e. over het uiterlijk dier woningen.
 Met het eerste gedeelte aanvangende begon hij met een schets van den huidigen toestand van de woning der paupers te amsterdam.
 De slechte toestand dezer woningen had men te danken aan het bouwen op inpandige terreinen, waardoor uit zucht tot exploitatie een aantal kleine woningen op een beperkt terrein werden gebouwd, die daardoor verstoken waren van voldoende licht en lucht en die al de gebreken, verbonden aan woonplaatsen voor vele gezinnen, in eene beperkte ruimte gehuisvest vertoonden.
 Achtereenvolgens behandelde spreker de nauwe op holen gelijkende toegangen soms 12 M. lang, 1.50 M. hoog en 0.65 M. breed, onvoldoende gerioleerd en verlicht. De beperkte ruimte in de woningen zelve, waaronder er waren van 2,30 diep, 2,50 breed en 1,90 hoog en 11 M­³ inhoud, waarin 5 personen moesten slapen, ieder noodig hebbende 8 M­³ lucht. De altijddurende vocht door slechte trasramen en lekke dakgoten ontstaan. De afwezigheid van frisch water, de slechte toestand der privaten en gootsteenen, waar soms 4 gezinnen van één privaat en één gootsteen moesten gebruik maken. Het onvoldoende onderhoud der huizen.
 Uitvoerig besprak hij de bedsteden en toonde met cijfers de slechte slaapgelegenheid der bewoners.
 Thans was hij aan het 2e gedeelte zijner voordracht. De voorzitter stelde voor dit gedeelte een volgende maal te behandelen namelijk op de 1053e vergadering van 31 Maart; dit werd door den Heer van der pek goedgekeurd.
 Hierop volgde gelegenheid tot debat. De heer de bazel vroeg of het bebouwen van inpandige terreinen over het algemeen afkeuring verdiende, hij haalde een voorbeeld aan uit den haag, waar dit systeem zijn inziens goed was toegepast.
 De heer van der pek antwoordde dat het bebouwen dier terreinen te amsterdam bij politie-verordening verboden was doch dat er zijns inziens tegen doelmatige bebouwing geen bezwaar bestond.
 De beer cuijpers vroeg of het systeem van bedsteden voor slaapplaatsen afkeuring verdiende, waarop de heer van der pek als zijn gevoelen te kennen gaf, dat voor arbeiderswoningen moeilijk een andere oplossing te vinden was, omdat een bed in eene kamer altijd een onooglijk meubel was. Hij besprak de verschillende systemen in het buitenland en toonde aan dat de bedstede werkelijk nog het verkieslijkst was.
 Hierna vroeg de voorzitter of de heer van der pek geneigd zou zijn, de voordracht af te staan voor het orgaan van het genootschap. De heer v. d. pek antwoordde, dat de door hem verzamelde gegevens in eene brochure zouden verschijnen en zoodoende voldoende publiciteit erlangen.
 Vervolgens werd na ballotage mej. c. e. gruntke als lid aangenomen en wees de voorzitter op de in het lokaal opgehangen antwoorden op de 1e schets-prijsvraag 1897, een brievenbus voor het genootschap, en de eveneens tentoongestelde ontwerpen op de prijsvraag voor een diploma quitantie. Verder werd medegedeeld het overlijden van den heer jean goossens, artist peintre te molenbeek st. jean, waarvan eene kennisgeving was ingekomen; eveneens eene kennisgeving der association litteraire et artistique internationale, over hare bijeenkomst van 17 tot 24 april a.s[.], waarin zij verzoekt een afgevaardigde van het genootschap, ter bijwoning dier vergadering, te zenden.
 In de vragenbus werd een vraag gevonden van den volgenden inhoud: „Waar en wanneer kunnen de niet bekroonde ontwerpen prijsvraag, omschreven in no. 46 van het Weekblad, worden teruggehaald, en komt de beoordeeling in het Weekblad?” De voorzitter deelde mede, dat deze vraag in het orgaan zou worden beantwoord.
 Niets meer aan de orde zijnde werd de vergadering gesloten.

De 1e Secretaris, j. l. m. lauweriks.


EGYPTE. lezing gehouden in het genootschapslokaal, op 23 september 1896.
vervolg van blz. 42.

Het Egyptische linnen is beroemd en het borduurduurwerk daarop niet minder. Het verbinden hunner mummies was onverbeterlijk. Egypte is de bakermat der chemie. De naam van hun land was — chem, khem of chemi; volgens sommigen overeenkomend met den naam hamc, d.w.z. de zwarte. Hun god — khem — was dezelfde als de Grieksche — pan — Zij kenden de meeste metalen, o.a. staal, brons, ijzer en meteoorijzer, door hen „hemelsche steen” genoemd. Ook hunne juweelen ziju alom bekend, (pl. 3 fig. 1), terwijl zij edelgesteenten op onnavolgbare wijze nabootsten. Het glas gebruikten zij in bijna iedere techniek. Zoo konden zij bijv. een blaadje goud tusschen twee glazen plaatjes brengen, dus maakten zij reeds glasmozaïek, waarom het latere Byzantium zoo beroemd is.
 Alle oude schrijvers roemen hunne bedrevenheid in de muziek. Hunne lier was beter dan de Grieksche, en zij kenden velschillende soorten van harpen.
 Bij hunne operaties hadden zij een pijnstillend middel, nl. een klein rond steentje, „steen van Memphis” genoemd. In poedervorm gebracht en als zalf gebruikt, maakte het alleen de plaatsen welke er mede bestreken waren gevoelloos, terwijl gemengd in wijn of water, het elk pijnlijk gevoel stilde. Zij hadden tand- en oogdokters en kenden den bloedsomloop.
 Uit hunne reliefs blijkt, dat zij de menschenrassen onderscheidden, (fig. 7), n.l. 1. halosiou, het zwarte ras. 2. rot,

het roode ras. 3. amou, het gele ras, en 4. tamahou, het blanke ras.[1]
 jamblictas heeft aangetoond, dat de egyptenaren geen polytheïsten waren. Hierop is ook door champollion gewezen in tegenstelling met depuis en volney. Dat zij metaphysische of abstracte ideeën figuraal voorstelden of verzinnebeeldden is geen bewijs voor hun veelgodendom, want in de Katholieke kerken, de Buddhistische, Chineesche of oud-Mexikaansche tempels treft men hetzelfde aan. Evenals de Christelijke „vader, zoon en geest” en de Buddhistische- Brahma, Vichnou en Çiwa hadden de egyptenaren eene drieéénheid, nl. emephit, eicton en ptha. (fig. 8). Deze laatste staat gelijk met de Grieksche vulkaan of hephaistos. eusebius zegt: De Monade amrou bracht een ei voort, waaruit ptha tevoorschijn kwam. Hij was de scheppende kracht van het heelal, d.w.z. een demiourgas, de „Goddelijke Intelligentie,” overeenstemmend met den Logos, het woord, de rede. Hij was door de opperste goden gezonden om alle dingen in beginsel te scheppen.

  1. e. schuré „Les grands Initiés” pag. 5. Het voorafgaande is grootendeels ontleend aan „Isis Unveiled.”