Pagina:Architectura vol 005 no 023.djvu/4

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
112
5 Juni 1897.
ARCHITECTURA.


het eerste geval is het profiel een kroonlijst in het tweede eene bazis, een plint, in het derde een lijstwerk.
Buiten die drie gevallen heeft het profiel geen reden van bestaan en komt het dan ook niet voor, in de goede Grieksche architectuur, of in onze architectuur der middel-eeuwen. De profielen kunnen teruggebracht worden tot drie primitieve ordeningen, die als ’t ware door de eischen van den bouw zijn aangegeven, (teek. 18 ABC) doch de vorm, dien men hun geven moet en die overeenstemmen moet met hun doel en hun plaats, is hierbij niet bepaald. Zij zijn nuttig en moeten juist daarom eenig effect maken. De kroonlijst moet de buitenzijde beschermen en het regenwater afvoeren. Het geheele onderste gedeelte, dat in de schaduw ligt, moet zoo gevormd zijn, dat ’t sterk genoeg schijne om het uitstek te kunnen dragen. Het lijstwerk is steeds een band, die den grondslag van den vloer voorstelt, of eene verandering in de bouwwijze aan den buitenkant, het is een uitstekende steenlaag, die duidelijk eene scheiding aangeeft en sterk genoeg moet schijnen om eene drukking te kunnen verdragen; de steunmuur versterkt de wanden en de muren der buitenzijde. De grondmuur, de plint of ’t voetstuk ondersteunt het geheele gewicht en dient als overgang tusschen het horizontaal en verticaal gedeelte.
wordt vervolgd.

EEN JONGE VEREENIGING.

Wij ontvingen het eerste Jaarverslag van de Technische Vakvereeniging over het jaar 1896—1897. Daarin komt voor als inleiding een kort overzicht van de wordingsgeschiedenis dier vereeniging, waaraan wij het volgende ontleenen: „In Juni 1895 werd door eenige opzichters te ’s-gravenhage het initiatief genomen om eene vereeniging van opzichters-teekenaars te stichten, hoofdzakelijk met het doel verbetering van hun maatschappelijken toestand te verkrijgen. Wij weten allen van meer of minder nabij hoe moeilijk het in vele opzichten den opzichter, teekenaar of techniker valt, zich eene positie te verschaffen. Ook weten wij, dat die maatschappelijke positie niet alleen verre van rooskleurig is, maar ook, dat voor velen de toekomst voor vrouw en kinderen inderdaad zorgwekkend mag heeten.

„De eenige weg tot verbetering is, zooals bovengenoemde Haagsche Heeren terecht inzagen, het stichten van eene Vereeniging. Men stelde zich de grootsche gedachte voor, dat al wat opzichter of teekenaar is in een der vakken: Burgerlijke bouwkunde, scheepsbouwkunde, waterbouwkunde, machinebouwkunde, kunstnijverheid enz., dat die „gansche breede schare van mannen, staande tusschen patroon en werkman” eendrachtig zou samenwerken, terwijl men zeer goed begreep, dat dusdanige vereeniging eerst in de toekomst haar doel zou kunnen bereiken, welke toekomst naar gelang van de meer of mindere onderlinge samenwerking en aaneensluiting, meer of minder nabij zou zijn. Men zond dus uitnoodigingen aan alle opzichters en teekenaars in bovengenoemde vakken, ter bijwoning eener vergadering te ’s-gravenhage en daarvan was het resultaat dat gesticht werd de Nationale Vakvereeniging voor opzichters en teekenaars. Men maakte propaganda te amsterdam en rotterdam met het gevolg dat korten tijd later ook daar afdeelingen werden opgericht. Later werd de vereeniging herdoopt in Technische Vakvereeniging en ontstond nog de afdeeling utrecht.”

Uit het verslag van de algemeene ledenvergadering gehouden op 20 Dec. 1896, blijkt voorts dat aan het einde van dat eerste jaar de jonge vereeniging zich mag verheugen in grooten bloei. In het verslag volgen nu de rapporten van de afdeelingen amsterdam, den haag, rotterdam en utrecht, met een naamlijst van de leden. De Technische Vakvereeniging die in haar kort bestaan blijken heeft gegeven van veel activiteit en van ernstige opvatting van hare taak, zij met dit eerste resultaat het beste succes toegewenscht.

EEN WAPEN VOOR DE KONINGIN.

In de Haarl. Ct. geeft de heer m. c. wildeman, adj.-archivaris, een ontwerp voor een wapen voor de Koningin. Officieel is zulk een wapen nog niet vastgesteld, en daarom kan het — met het oog op aan te brengen versieringen bij de inhuldigingsfeesten — zijn nut hebben belanghebbenden er op te wijzen, hoe een wapen kan worden vervaardigd, waarbij noch tegen de traditie noch tegen de heraldische wetten wordt gezondigd. Aan de beschrijving, door den heer wildeman gegeven, ontleenen wij het volgende:
De tekst van art. 1 van het K. B. van 24 aug. 1815 (Stbl. no. 46) luidt woordelijk a. v.:
„Het wapen van het Koninkrijk der Nederlanden, zoowel als dat van Ons en Onze Successeuren, Koningen der nederlanden, zal bestaan in Ons aangeboren geslachtswapen van nassau, zijnde een klimmende leeuw van goud, getongd van keel, op een veld van azuur, bezaaid met gouden blokken, welk wapen Wij alsnu vermeerderen door te bepalen, dat de leeuw zal zijn gekroond met een koninklijke kroon, en dat hij in den rechter voorklauw een opgestoken zwaard houden zal, en in den linker een bundel pijlen met gouden punten, de punten omhoog en de pijlen met gouden lint te zamen gebonden.”
In het ontwerp nu is het schild ruitvormig volgens de regelen der heraldiek, wijl het hier een Vrouwspersoon betreft. De koninklijke kroon, die het schild dekt heeft de heer W. ongevoerd afgebeeld, omdat juist daardoor de rang wordt aangegeven. — Geheel ten onrechte wordt bij ons de koningskroon dikwijls gevoerd in beeld gebracht, terwijl gezaghebbende schrijvers eenparig van meening zijn, dat de voering bij een koningskroon niet zichtbaar mag wezen.
Art. 7 van opgemeld K. B. zegt:
„Alle Onze wettige Descendenten, zoo vrouwelijke als mannelijke, zullen tot dekking hunner wapenschilden de koninklijke kroon en tot schildhouders of tenants twee gekroonde leeuwen voeren.”
De bedoeling zal hier wel geweest zijn „Nassausche leeuwen” dus van goud, en geen natuurlijke leeuwen, die men zich moeielijk met kronen kan voorstellen. Twee heraldische, met koningskronen versierde leeuwen, plaatste de heer er dus als tenants. Uit aesthetisch oogpunt bracht hij ter weerszijden van het schild twee banieren aan, waarvan de (her.) rechts geplaatste vertoont het wapenschild van Nassau (een klimmende leeuw van goud, getongd van keel, op een veld van azuur, bezaaid met gouden blokken), terwijl de (her.) links, het wapen Châlons-Orange-Génevois voorstelt (1 en 4 Châlons; 2 en 3 Orange met hartschild Génevois). Rondom het schild hangt het lint met bijou van ridder-grootkruis der Militaire Willemsorde, de eerste of hoogste Nederlandsche ridderorde, waarvan H. M. de Koningin grootmeesteres is.
De historische wapenspreuk moet ontbreken, eerstens omdat deze bij vrouwenwapens niet van toepassing zijn, en ten andere, omdat in meergemeld K. B. van 21 aug. 1815 uitdrukkelijk in art. 8 wordt gedecreteerd, dat alleen de mannelijke Descendenten het devies „Je Maintaindrai” zullen voeren.
Aangaande den wapenmantel valt niets bijzonders te zeggen. Bij het K. B. is hij vergeten, doch wordt sedert officieel ingevoerd.

tel.


TECHNISCHE VAKVEREENIGING. afd. am­ster­dam. ver­ga­de­ring op 26 mei in het ho­tel de france.

Bij de opening deelde de voorzitter het navolgende mede:
1o twee bouwkundigen en een werktuigkundige wenschten zich bij de afdeeling aan het sluiten;
2o een der donateurs had eenige gebonden tijdschriften aan de bibliotheek geschonken;
3o op een verzoek aan verschillende uitgevers tot het afstaan van boeken voor de bibliotheek, was door één uitgever geantwoord, met toezending van een boekwerk;
4o. in de vergadering van 9 juni a. s. zal optreden de heer j. c. h. van duijl te kralingsche veer, met het onderwerp „de Hollandsche sleutel.”
Besloten werd hierbij de leden der Machinisten-vereeniging „het Stoomwerktuig” uit te noodigen.
Vervolgens werden de 7 ingekomen antwoorden op een door het Hoofdbestuur voor de leden uitgeschreven prijsvraag voor een „Diploma” bezichtigd. Uit het rapport der jury bleek, dat de 1e prijs was toegekend aan het ontwerp motto „Proefdruk” en de 2e aan den heer m. j. linschoten te ’s-gravenhage met het ontwerp motto „Felix Meritus.”
Na de bespreking van een huishoudelijke regeling der bibliotheek werd de vergadering door den voorzitter gesloten.

dienstaanbiedingen en vacante betrekkingen.
Opz. Teeken., leeft. 21 jaren, verlangd salaris f 65 p. maand
25 85 à 90
23 60
30 60 à 80
29 60 à 80
23 80 à 90
Opz. of Uitv. 43 60 à 70
„ Tekenaar 28 80 à 90
32 90
Teekenaar 22 50