Pagina:Architectura vol 005 no 024.djvu/2

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
114
12 jUNI 1897.
ARCHITECTURA.


muur bevindt, om die boogvormige oppervlakte in te vullen en te doen uitkomen. De doorsnede –F– van een fries, uit den tempel van ceres te eleusis afkomstig, bewijst ons hoe fijn de grieken hun profiels sneden, die slechts weerkaatst licht ontvingen.
Indien wij nu nog eenige profiels van kroonlijsten uit pompei beschouwen, zien wij dat –F–, een buiten profiel, bijna geheel in de schaduw ligt, behalve de rand –n– van den bovensten aanloop. In dit beschaduwd gedeelte vindt men een zeer donkere plek –o–, achter een zeer lichte lijn –p–. Het profiel –GG’– uit de driehoekige forum is, hoewel scherper, volgens hetzelfde beginsel geteekend, als profiel –A–. [1]
Als geheel genomen vindt men eenige overeenkomst, tusschen de Romeinsche kroonlijsten en degenen die wij zoo juist besproken hebben; in de onderdeelen echter zijn zij niet zoo fijn uitgewerkt en maken ook niet ’t zelfde effect. Zij missen die gelukkige verdeeling, die het licht- en schaduwspel zoo doen uitkomen, de boogronding is onzeker, slecht bestudeerd, conventioneel, en men schijnt zich weinig bekommerd te hebben of die profielen voor ’t uiterlijke of voor ’t innerlijke gedeelte bestemd waren. In de profielen van onze Fransche architectuur der XIIe en XIIIe eeuw vindt men integendeel den invloed van dezelfde principen die de Grieksche architecten volgden. Teek. 20 levert hier het bewijs van. Hier vinden wij dezelfde studie der lijnen, dezelfde middelen om zekere licht- en schaduweffecten te verkrijgen, dezelfde inachtneming van het doel en het nut van een profiel. Niets hiervan is aan de Romeinsche kunst ontleend, vooral niet aan die Gallisch-Romeinsche kunst, die op ’t punt van de uitvoering der onderdeelen, zoo laag gevallen was. [2] Het waterhol –a–, de schaduwlijnen –b–, de aanloopen –c–, het golvend lijstwerk –d–, de voetringen –e–, het hol lijstwerk –f– brengen de sierlijke ronding der Grieksche lijstwerken in herinnering. Die profiels zijn gemaakt voor de plaats die zij innemen en voor de funtiën die zij vervullen, maar zij zijn dieper uitgehouwen, de donkere lijnen die de uitsteken doen uitkomen zijn veelvuldiger; omdat het licht in onze streken minder helder en klaar is dan in italië of griekenland. De overeenkomst is vooral grooter voor de profiels die onderaan geplaatst zijn, want daar de gebouwen der middeleeuwen veel grooter waren, moest voor het teekenen der profiels op den grooten afstand gerekend worden.
Op teekening 21 ziet men eenige Grieksche basis profiels, [3] die klaarblijkelijk geteekend zijn om van boven naar onder gezien te worden; de fijne groeven –a– verscherpen de lijnen en de donkere schaduwplekken teekenen de voetringen. In profiel I ziet men hoe ’t onderste gedeelte van den voetring afgeplat is om de lijn –b– uit te laten komen. Opmerke- is ook de ronding van den ondersten voetring –c– van profiel –G– die wij in –c’– op grooter schaal voorstellen. Alvorens profiels van voetstukken van kolommen der XII en XIIIe eeuw in frankrijk (teek. 22) hier tegenover te stellen, kunnen wij het profiel van een omgekeerd Grieksch-Dorisch kapiteel beschouwen. Teekening A stelt die der kapiteelen van den tempel van Metaponte voor. De onderste ring der voetstukken van de kolommen om het koor der kathedraal van aprijs, die in –B– zijn afgeteekend, geven nauwkeurig weer de ronding van het Dorisch kapiteel van Metaponte, die door middel van drie cirkelbogen verkregen is. De dubbele lijn –a– van het kapiteel, komt in de basis als enkele lijn –a’– voor. Zooals in de meeste Grieksche profiels voorkomt, is het bovenste gedeelte van die basis –B– eenigszins afgeplat (teek. 21) Zeer opmerkelijk is de overeenkomst tusschen de profiels –CC’– die van de kolommen van den ouden toren van de notre-dame te chartres afkomstig zijn, met de Grieksche profiels –BE– in teekening 21. Profiel –C– is van een der voetstukken van kolommen in ’t koor der abdij van vezelay [4].
Ook de voetstukprofiels E geven het profiel B van teekening 21 weer. De artisten der XIIe eeuw meenden, zooals de grieken, dat de voetringen der basis niet in één kompaslijn geteekend moesten worden, dat zij zich op den grond moesten uitzetten en door de donkere schaduw van eene diepe groef moesten omringd zijn. In –C–, teekening 21, geven wij het profiel van een Ionisch voetstuk uit den tempel van de Victoria Apteros, de zware voetring van dit voetstuk is horizontaal geribd; in het Pandrosium van athene en in andere Ionische gebouwen van den tijd van periklès vindt men hier meer voorbeelden van. In eenige Fransche gebouwen der XIIe eeuw, vooral in de Zuidelijke provinciën, vinden wij dienzelfden geribden voetring terug. Teekening 23 –A– geeft de profiel weer, van het voetstuk eener kolom in het stadje st. anthonin in tarn et garonne; het bovenste gedeelte van dien voetring is horizontaal geribd en zijn geheele vorm heeft een sterk, gemakkelijk te herkennen Grieksch karakter. Ook het profiel van het voetstuk B uit de kerk van déols (chateauroux) gelijkt op Grieksche voetstukken zooals vele profiels van de XIIe eeuw in die provincie. In berry vindt men in gebouwen van datzelfde tijdperk, schachten van kolommen die gedraaid zijn en horizontaal gestreept, zooals men in –b– zien kan. In schachten van kolommen uit den tijd der sassaniden en zelfs veel later in de Alahambra van granada vindt men datzelfde werk terug. Wanneer de artisten der XIIde eeuw cirkelvormige voetringen op een vierkant plint stelden, hebben zij steeds zorg gedragen de uitstekende hoeken met klauwen, die ze steunden, aan te vullen. Die voorzorg hebben de romeinen nooit genomen en zij schijnt eerder aan de grieken en aan onzen logischen geest toe te schrijven te zijn. Hoe vreemd de namen athene en st. anthonin, pompei en déols tezamen gebracht ook klinken mogen, zijn de feiten

  1. Zie het werk van uchard verschenen in de „Revue d’architecture” van daly, dl. XVIII 49 en 50.
  2. De profiels –A– dagteekenen uit de eerste helft der XIIde eeuw en zijn afkomstig uit het schip van de kerk van vezelay (uitstekende dekstukken der binnenste kapiteelen). De profiels –B– zijn uit den ouden toren van de notre-dame te chartres (omstreeks 1110)[.] Profiel –C– komt voor aan de buitenzijde van den zijkant van het koor der kathedraalskerk te parijs, (omstreeks 1165). De buitenprofiels –D– zijn van de kerk van montreale-yonne (omstreeks 1180). Profiel –E– is van eene balustrade in de kerk van vezelay genomen (omstreeks 1190); profiel –F– van het voorportaal van vezelay (omstreeks 1135), de buitenprofiel –C– van dezelfde kerk (omstreeks 1235), de buitenprofiel –H– is van denzelfden tijd.
  3. –A– Van de hoekpilaren in den tempel van diana, zuilengang te Eleuses; –B– van de hoekpilaren der zuilengangen van eleusis; –C– van den tempel van de victoria apteros, te athene; –D– van den tempel van appollo te bassoe, phigalie; –E– van den driehoekigen forum te pompei; –G– idem, –F– van pompei.
  4. Zie in de „Dictionnaire raisonné de l’architecture française” der XIIe en XVe eeuw de woorden basis en klauw.