Pagina:Architectura vol 005 no 031.djvu/2

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
144
31 Juli 1897.
ARCHITECTURA.



Ieder der 3 winkels moet behalve een volledig goed ver­licht sousterrain voor magazijnruimte een klein kantoortje of kamer bevatten voor den chef, vanwaar deze een goed overzicht over zijn zaak kan houden. Een behoorlijk ver­lichte trap moet voor iedere winkel afzonderlijk naar de entresol voeren, waar de woning is gelegen. Deze woning moet bestaan uit een woonkamer van minstens 25 M²., twee slaapkamertjes en een keuken, terwijl deze vertrekken zoo mogen gelegen zijn dat aan de gevelzijde ruimte voor magazijn en eventueel voor etalage overblijft.

Boven deze entresol worden verlangd 2 verdiepingen met kantoren, welke kantoren zoowel afzonderlijk als gecom­bineerd kunnen verhuurd worden en welke door ruime, goed verlichte gangen toegankelijk zijn. Het oppervlak van ieder kantoor mag niet minder dan 20 M². bedragen, terwijl klei­nere ruimten, mits doelmatig gelegen als spreek- of wacht­kamer kunnen dienst doen. Een vergaderzaal moet voorts op de onderste kantoorverdieping aanwezig zijn.
Een zolderverdieping behoeft slechts in zooverre ontwor­pen te worden als noodig is voor een ruim fotografisch atelier met wachtkamer en verder toebehooren benevens eene woning voor den concierge, bestaande uit 3 vertrekken.
Voor de kantoren, winkels, woning enz. de noodige pri­vaten aan te brengen.
Bij het ontwerpen van dit gebouw moet er in hoofdzaak op gelet worden de indeeling zoodanig te maken, dat het doel van den bouw, nl. zooveel mogelijk huur te trekken, bereikt wordt, waarin tevens ligt opgesloten dat een en an­der solide doch zonder overbodige luxe moet worden be­handeld.
De gevels moeten gedacht zijn hoofdzakelijk van baksteen, waarbij toepassing van hardsteen, zandsteen of graniet ge­oorloofd is.

Er wordt verlangd:
1o. De plattegronden van alle verdiepingen, de 3 gevels en 2 doorsneden op een schaal van 1 à 100.
2o. Een detail van den gevel en een détail van het trap­penhuis der kantoren op een schaal van 1 à 20.
3o. Een perspectivisch aanzicht der gevels.

PRIJSVRAAG II. een over­dek­te zee- en ri­vier­visch­markt in een pro­vin­cie­stad.

Het terrein wordt ondersteld te zijn gelegen op een groot plein (± 2.— M. boven den waterstand), hetwelk aan eene zijde begrensd is door eene breede gracht.
De inrichting moet bestaan uit:

a.
Eene ruime hal van ± 600.— M².
b.
Een kantoor voor den marktmeester van ± 10.— M².
c.
Een kantoor voor den keurmeester van ± 10.— M².
d.
Een kantoor voor den opzichter van ± 10.— M².
e.
Een bergplaats voor banken, bakken, stoelen enz. van ± 10.— M².
f.
Twee locaaltjes voor privaten en waterplaatsen elk van ± 10.— M².
g.
Een afslag- en losplaats tusschen het gebouw en de gracht, op het smalste gedeelte breed 5.— M¹.
h.
Een lossteiger langs de afslagplaats breed 1.50 M¹.

De hal moet aan elken gevel een ruimen afsluitbaren toegang hebben; aan de afslagplaats met eenige kleinere toegangen, naar behoeften vermeerderd, voorzien zijn van:
4 Aquariums voor levende visch; met glazen voor­plaat.
4 Fonteinen of pompen met reservoirs daar­voor. Uitstaltafels met hardsteenen dekplaten, breed 0.60 M¹., hoog 0.85 M¹., wraarachter 1.50 M¹. breede ruimte voor den verkooper, daarachter een aanvoergang van pl.m. 1 M. breed, gevormd door een 0.90 M¹. hooge scheering of eenvoudig hekwerk.
De hoofdgang of doorloop moet 5.— M¹. breed zijn en van den lange voor- naar den achtergevel mid­den door de hal gaan, als verbinding met de achter gele­gen afslagplaats. Ook de breedte van de hal wordt door een doorloop of gang van 3.— M. breedte in tweeën verdeeld.
De looppaden voor het publiek tusschen de wanden en tafels, even als die tusschen twee tafels, moeten 3.— M¹. breed zijn.
De locaaltjes b, c, d, e en f moeten hunne af­sluitbare toegangen hebben binnen het gebouw of de hal.
De locaaltjes b, c en d moeten voorzien zijn van een kleer- en plankenkast, een lessenaar met boekberging, een tafel, twee stoelen en een loket hebben uitkomende in de hal.
De locaaltjes f moeten elk verdeeld zijn in een mannen- en vrouwen-afdeeling, voorzien van privaten en waterplaatsen en afzonderlijke toegangen hebben. Zij mogen niet aan een zelfden gevel gelegen zijn.