de oppervlakte van de roode kleur wordt aangeduid door het getal 5, die van de gele kleur door het getal 3, en die van de blauwe kleur door het getal 8.
Deze verhouding is altijd te bereiken; is de voor een zekere kleur bestemde oppervlakte te klein, dan kan die kleur donkerder worden gemaakt en in het tegenovergestelde geval ook lichter.
Nu heeft men een hulpmiddel bedacht, dat ons bij de toepassing der kleuren groote diensten bewijst, namelijk de kleurenroos.
De kleurenroos is een cirkelvormig plat vlak, dat men verdeeld in drieën, in zessen, enz. al naar gelang men verkiest, welke deelen men sectoren noemt. Voor ons doel zullen we de kleurenroos in zes sectoren verdeelen.
Plaatst men nu de kleuren rood, geel en blauw in den eersten, derden en vijfden sector, welke sectoren men door lijntjes verbindt, dan blijven de tweede, vierde en zesde sector voor het oranje, groen en violet.
In deze eenvoudige kleurenroos, hebben wij reeds een goed hulpmiddel, want niet alleen dat rood, geel en blauw met elkander harmonieerende kleuren zijn, maar ook het oranje, groen en violet zijn het en de zes kleuren met malkaar eveneens.
Geven wij ons zelven rekenschap, waarom ook het laatste drietal harmonieerende kleuren zijn, dan hebben we slechts in herinnering te brengen, dat het oranje bestaat uit rood en geel, het groen uit geel en blauw, en het violet uit blauw en rood, dus allen te samen uit rood, geel en blauw.
Het is geenszins ons doel hiermede eene volledige verhandeling over het kleurengebruik te leveren: bereiken wij ons oogmerk, dan wekt het slechts het denkbeeld op, hoe men stelselmatig de kleuren kan toepassen.
Daarom, wie zich nu al hiervan zou willen bedienen, zou reeds bij de eerste poging op moeielijkheden stuiten, omdat volgens deze aanwijzing geen enkele kleur zou zijn te gebruiken, zonder ook hare aanvullingskleur er bij te pas te brengen.
Wij zouden dan het rood, het geel, het blauw steeds met eene samengestelde kleur moeten aanvullen, wilden we niet zondigen tegen de kleurenharmonie.
Niets is echter minder waar.
Voorwerpen van eene roode kleur kunnen met versieringen van de gele, dus eene enkelvoudige kleur worden opgeluisterd; evenzoo gele met blauw, en blauwe met rood.
Ook verkrijgt men eene aangename uitwerking, wanneer voorwerpen van een bepaalde kleur versierd worden met dezelfde kleur maar van zoogenaamd hoogeren toon welke men bereikt door van de voorhanden kleur eene gelijke hoeveelheid met wit te vermengen.
Daarentegen neemt men eene onsmakelijke uitwerking waar, wanneer groen wordt aangevuld met geel, oranje met rood, en violet met blauw.
Waarom?
Het antwoord, dat wij hierop gaan geven, zou, wanneer dat geheel en al werd uitgewerkt, de volledige methode doen kennen, hoe men in alle voorkomende gevallen zou hebben te handelen; doch wij willen ook daarvan slechts de hoofdgedachte weergeven.
Men heeft de verschillende kleuren vergeleken bij de tonen van de muziek en de verrassende overeenkomst, die daarbij aan den dag treedt, stelt ons in staat die oneindige combinaties ook op de kleuren toe te passen, zoodat we slechts de grondregels van de muziek hebben te volgen, om met dezelfde uitwerking van het oog te verkrijgen, wat men met de muziek voor het oor bewerkt.
Hiertoe was het noodig dat de kleuren met dezelfde benamingen werden aangeduid, waarmede men de noten in de muziek aanduidt.
In de wetenschap verklaart men het ontstaan der tonen door luchttrillingen en het ontslaan der kleuren door aethertrillingen en door vergelijking van het aantal trillingen heeft men weten te bepalen welke kleuren met de verschillende tonen overeenkomen.
Wij zullen het groot octaaf tot voorbeeld nemen.
Men gebruikt voor de eerste noot van den toonladder,
voor | de | C rood |
„ | „ | D oranje |
„ | „ | E geel |
„ | „ | F groen |
„ | „ | G blauw |
„ | „ | A violet |
voor de B als zevende noot zwart, omdat zwart een volkomen onzijdige kleur is.
Verder heeft men nog de neventonen Cis, Dis, Fis, Gis en Ais.
Men gebruikt | voor | de | Cis rood oranje |
„ | „ | Dis geel oranje | |
„ | „ | Fis donker groen | |
„ | „ | Gis donker blauw | |
„ | „ | Ais (A-dur) bruin. |
Hierdoor heeft men voor de kleuren eene volkomene kleurenschaal, zooals men voor de tonen eene volkomene toonschaal heeft, welke wij ten overvloede naar volgorde hier nog eens weergeven.
C. rood | Fis. donkergroen |
Cis. roodoranje | G. blauw |
D. Oranje | Gis. donkerblauw |
Dis geeloranje | A. violet |
E. geel | Ais. bruin |
F. groen | B. zwart. |
Voor de hoogere octaven worden de kleuren naar verhouding met wit vermengd, en voor de lagere met rood en blauw.
Het gebruik of de toepassing is nu eenvoudig.
Omdat men weet, dat in de muziek de tonen C en E, welke men terts noemt, harmoniëeren, kunnen die kleuren C rood en E geel bij elkaar gebruikt worden.
Omdat C, E en G een volmaakt accoord vormen, voegen de kleuren C rood, E geel en G blauw volkomen bij elkaar.
Vormen de tonen C, E, G, B een septieme accoord de kleuren C rood E geel, G blauw en B zwart harmonieeren insgelijks, en zoo vervolgens.
Wie met de accoordenleer bekend is, heeft zich slechts de gelijkluidende benamingen der kleuren in het geheugen te prenten om immer in staat te zijn op iedere denkbare kleur eene samenstelling van andere kleuren te bouwen. Wie daar niet mee bekend zijn, vinden in de kleurenroos enkel een hulpmiddel om steeds te kunnen weten, welke kleuren elkanders aanvullingskleuren zijn, en derhalve ook welke kleuren niet bij elkaar behooren, omdat in de kleurenroos de harmonieerende kleuren door lijntjes verbonden zijn en de aanvullingskleuren tegenover elkaâr staan, en de disharmonieerende of niet samenstemmende kleuren juist naast elkaar staan.
Wanneer onze aankomende schilders daar nu eens in werden onderwezen, wat zouden ze het vak leeren liefhebben; wat een zelfvertrouwen zou dat bij hen aankweeken; en wat zou het schildersvak in degelijkheid winnen.
Kon het middel er eens toe gevonden worden!
— Op de VIIde Internationale Kunsttentoonstelling te münchen verkreeg dr. p. j. h. cuypers de gouden medaille eerste klasse voor tentoongestelde uitgevoerde bouwkundige werken.
Opz. | Teeken., | leeft. | 23 | jaren, | verlangd | salaris | f | 60 | p. | maand |
„ | „ | „ | 23 | „ | „ | „ | „ | 80 à 90 | „ | „ |
Opz. of Uitv. | „ | 43 | „ | „ | „ | „ | 60 à 70 | „ | „ |