elementen bestempeld, alswel met het intelleetueele en vormelijke werkplan, waarvan violet-le-duc in zijn article construction iets doet begrijpen en waarnaar door l. m. molenaar in zijn Theoretische grondslag voor bouwkunstige vormen wordt getracht. Hierin is weinig te bespeuren van het vrijhartig begrip dat door vele bouwmeesters aan het woord stijlkennis wordt gehecht.
De heer cloquet wil het onderwijs in drie deelen splitsen: 1o. Etude intuitive des elements voor de drie eerste jaren waarbij echter de estetica hare rechten moet behouden door de keuze van edele modellen. 2o. Analyse die gesteund moet zijn op „plans d’ensemble” of op maquetten van gebouwen uit verschillende stijlen, daarna opmetingen van een klassiek, een gothiek en een vroeg-Renaissance gebouw. Hieraan moeten 2 jaren besteed worden en na deze vijfjarige studie kon de leerling zijn keus maken tusschen een artistieke of technische loopbaan. 3o. Kritiek en Compositie. Deze afdeeling is bestemd om de bouwkundige opleiding te voltooien en hem tot een volmaakt architect te maken.
Hierop sprak de heer m. j. benoit, stadsarchitect en leeraar in de bouwkunst aan de academie van molenbeek-st. jean, die voorstelde dat het congres de volgende wenschen zou uitspreken:
1o. Dat er gesticht worde eene Nationale school voor architectuur en der decoratieve kunsten die er mede samengaan, overeenkomstig een vast te stellen program ten einde te verkrijgen een volledigen leergang in de architectuur en de daarmede verbonden kunsten en wetenschappen.
2o. Het onderwijs dezer school zij eclectisch in dien zin, dat behalve de klassieke kunst die der middeleeuwen en der Renaissance worde onderwezen, volgens de voorwaarden in het bovengenoemd programma vastgesteld.
3o. De programma’s der door den staat gesubsidieerde academies en teekenscholen zullen herzien worden om ze in overeenstemming te brengen met, dat der Nationale school voor architectuur, opdat de leerlingen dezer inrichtingen er zich kunnen voorbereiden om na drie jaren op genoemde school te worden geplaatst, doch zonder genoodzaakt te zijn de voorbereidende klassen te doorloopen.
4o. Het instellen van studiebeurzen voor jongelieden die zich door ijver en aanleg op academies en teekenscholen hebben onderscheiden teneinde hen in staat te stellen de lessen aau de Nationale school voor architectuur te volgen.
5o. De leerlingen die met vrucht de lessen der Nationale school voor architectuur gevolgd hebben krijgen, na een af te leggen examen waaruit blijkt dat zij de vereischte kennis bezitten, een diploma als architect.
6o. Academies en teekenscholen kunnen, na het vijfde stichtingsjaar der nationale school voor architectuur, certificaten van studie afgeven, doch deze certificaten hebben niet dezelfde waarde dan die welke worden afgegeven door de nationale school voor architectuur.
Spreker meende dat de voorgestelde maatregelen de moreele en materieele verheffing van den architect zouden tengevolge hebben en dat daardoor de architecten niet minder geacht zouden worden dan de Ingenieurs wier diploma een waarborg is hunner bekwaamheden.
Aan het hierop volgende debat werd deelgenomen door den Franschman lucas, door cuijpers en dr. braüler (duitschland), waarop de heer vurendeel, professor aan de Universiteit te leuven eene voordracht hield over „het gebruik van het ijzer in de architectuur” met enkele teekeningen toegelicht. Volgens hem kon het ijzer nimmer eene rol spelen in monumentale buiten-architectuur doch wel in het inwendige en daarvoor was het te verkiezen boven steen omdat het vrijer constructies toeliet. (!)
Ook aan de versiering van het ijzer, door middel van allerlei materiaal zooals tegels, marmer en mozaïek, werd door hem een goede toekomst voorspeld.
Aan het einde dezer voordracht vatte een nijdige Rus den indruk dezer voordracht samen in de woorden: „Il nous prend pour des écoliers.”
Het scheen dat hij voor beide partijen de waarheid sprak.
BERICHTEN.
— De vereeniging „Bouwkunst en Vriendschap” te rotterdam heeft plan om haar 12½-jarig bestaan op feestelijke wijze te vieren. Er zal een tentoonstelling worden gehouden van het werk der leden. Voor elke rubriek zijn eenige medailles beschikbaar; de jury is samengesteld uit de heeren g. b. salm, joseph cuijpers en a. le comte.
— Op 31 Augustus 1897 had ter gelegenheid van de feestelijke viering van het 50-jarig bestaan van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs, een receptie plaats in de lokalen van het „Zoölogisch botanisch genootschap” te ’s gravenhage, des namiddags ten 2 ure, alwaar ter opening van het feest een rede werd uitgesproken door den president j. f. w. conrad.
De taak om een overzicht te geven van de geschiedenis van het Instituut is op uitnemende wijze verricht door de leden van het Instituut, die hebben medegewerkt tot samenstelling van het „Gedenkboek, uitgegeven ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van het Koninklijk Instituut van ingenieurs 1847—1897.”
Het werk in groot formaat is geïllustreerd met talrijke platen door e. van konijnenburg, lid van het Kon. Inst. van Ingen. De portretten van de drie oprichters f. w. conrad, dr. g. simons en l. i. a. van der kun zijn van jan veth, en de randversieringen en vignetten zijn van a. j. der kinderen. De Gebroeders i. & h. van langenhuysen, uitgevers te ’s gravenhage, hebben met deze voortreffelijke werkkrachten een boekdeel kunnen samenstellen, dat werkelijk een gedenkteeken blijven zal.
De Raad van bestuur, gedachtig aan den meermalen door leden, en laatstelijk nog in de vergadering van 10 November 1896 uitgesproken wensch, heeft overwogen de mogelijkheid om aan het vijftigjarig jubileum te verbinden de stichting van een eigen gebouw voor het Instituut.
De Raad zal in de eerstvolgende vergadering, de naar hij vertrouwt ook financiëel uitvoerbare voorstellen, tot het samenbrengen van een fonds ter bereiking van dat doel, aan het oordeel der leden onderwerpen.
— In de vorige week werd te delft door het gemeentebestuur aanbesteed het herstellen van vier torenspitsen aan de oude kerk aldaar.
Dat deze herstelling hoog noodig werd geoordeeld, bleek hieruit, dat één der spitsen nog in dit jaar moest worden hersteld, omdat hij gevaar voor het verkeer opleverde.
Nu echter schijnt eene autoriteit op bouwkundig gebied (men noemt dr. cuypers) zich hebben uitgelaten dat de aangenomen herstelling geheel overbodig is en de spitsen zooals ze nu zijn, nog wel 100 jaar mede kunnen.
Wie in dit geval goed heeft gezien, de gemeente-architect of de tegenpartij, zal de tijd moeten leeren.
Inmiddels echter is het werk nog niet gegund.
— Te gouda heeft zich eene patroonsvereeniging gevormd als afdeeling van den R.K. Gildenbond. Ruim een dertigtal leden zijn reeds toegetreden waaronder vertegenwoordigers der bouwvakken.
— Het groote Egyptische Museum te gizeh dat een waar prachtgebouw moet wezen, is gereed om den schat Egyptische oudheden, tot nu toe in kleine musea bewaard, in ontvangst te nemen.
Voor de organisatie, catalogiseering, plaatsing enz. zullen vier Egyptologen worden aangesteld, elk op een honorarium van f 4500. De Egyptische pers wenscht deze plaatsen liefst door Egyptische geleerden bezet, doch waarschijnlijk zullen wel Fransche vaklieden worden aangesteld, daar het museum-bestuur te gizeh tot nu toe steeds in Fransche handen was.
dienstaanbiedingen en vacante betrekkingen.
Opzichter, | leeft. | 22 | jaren, | verlangd | salaris | f | 60 à 70 | p. | maand |
„ | „ | 20 | „ | „ | „ | „ | 40 à 50 | „ | „ |