— 21 —
De natuuronderwijzer verlangt van zijnen leerling dat hij het waargenomene met woorden met teekenen zal beschrijven en duidelijk maken; de geest moet de diepe indrukken, die hij door de zintuigen heeft ontvangen, in een nieuw kleed wikkelen. Hij treedt met hem in de vrije natuur, vestigt zijne aandacht op te voren besprokene voorwerpen, en spoort hem aan tot het aanleggen van kleine verzamelingen, met welke hij op eene aangename maar tevens nuttige wijze zijne uren van uitspanning zal kunnen besteden. Zoo vervult hij den jongeling met liefde voor de voortbrengselen der Natuur en bewaart hem menigmaal voor ijdele verstrooijingen of uitspattingen, even verderfelijk voor de ziel als moordend voor het ligchaam.
Wat ligt aan het ligchaam ons gelegen? Wij verlangen van het onderwijs op onze scholen slechts vorming van den geest; zoo roepen sommigen ons toe, die nog het jeugdig ver-