Naar inhoud springen

Pagina:Baumhauer1848WijLevenindeNatuur.djvu/30

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 26 —

leg durft uitspreken, veel minder nog vertrouwt hij het oordeel en de besluiten van anderen, indachtig aan de tallooze gevaren, die hij zelf ondervond, aan de moeijelijkheden met welke hij zelf te kampen had. Hierom verwondert het ons niet dat velen die van hunne jeugd af het jurare in verba magistri zich hebben eigen gemaakt, den natuuronderzoeker den bijnaam van ongeloovige geven. Maar terwijl hij in het aannemen van voor hem nog niet geheel klaar en helder gewordene zaken met zoo veel naauwgezetheid te werk gaat, terwijl hij op een voor hem niet geheel bekend veld niet dan schroomvallig en langzaam voorwaarts treedt, is daarentegen zijne verkregene kennis zijn eigendom; het oordeel, hetgeen hij na lang zoeken heeft uitgesproken, laat hij niet varen eer door grondige bewijzen de ongegrondheid er van is aangetoond. Doch het eerste grondige bewijs grijpt hij zelf aan, geeft zich dadelijk gewonnen, en schaamt zich zijner dwaling niet, als zich bewust van de veelvuldige moei-