Naar inhoud springen

Pagina:Baumhauer1848WijLevenindeNatuur.djvu/66

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 62 —

plaatse nevens zijnen ambtgenoot van Rees aanschouwd, om hun beiden mijne innige verkleefdheid en vurige dankbaarheid voor hunne onvermoeide zorgen en onwaardeerbare lessen openlijk te betuigen.

Ben ik, waarde ambtgenooten, gelijk ik straks zeide, niet zonder schroomvalligheid tot het besluit gekomen om deze betrekking te aanvaarden, zoo was het waarlijk niet omdat ik vreesde bij U niet eene krachtige medewerking te zullen vinden: neen, daarvan was ik ten volle overtuigd. Gij allen, wist ik, zoudt mijne pogingen, om het scheikundig onderwijs aan deze school tot de hoogte op te voeren welke de wetenschap vereischt, krachtig ondersteunen, omdat Gij alle het groote nut eener grondige kennis der scheikunde voor den aanstaanden geneesheer eenstemmig erkent. Met ware vreugde, met dankbaarheid werd ik vervuld, toen Gij mij als met opene armen in Uw midden ontvingt, toen Gij mij de hand der vriendschap gulhartig toereiktet. Dat die