Pagina:Baumhauer1848WijLevenindeNatuur.djvu/67

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 63 —

vriendschapsband, die reeds ons vereenigt, steeds naauwer worde toegesnoerd, is mijne innigste wensch, mijne vurigste bede.

 

Met welk eene vreugde zie ik U hier, dierbare zeer geëerde vader! ofschoon het ligchaam U de bijwoning van deze plegtigheid schier onmogelijk maakte toch deed de krachtige wil de smarten voor een oogenblik vergeten. Gij wenschtet getuige te zijn van het geluk van Uwen zoon, tot wiens vorming en opleiding nimmer eenige opoffering U te groot, nimmer eenige moeite U te zwaar was. Vader! de woorden moeten mij ontbreken om U mijnen vurigen dank te betuigen voor de onvermoeide zorgen zoo ruimschoots aan mij besteed, wanneer ik bedenk hoe de pijnen, waaronder Gij gebukt gaat, voor een groot deel een gevolg zijn van de vermoeijenissen die Gij U getroostet om toch steeds onze opleiding zelf te besturen, om, alhoewel Uwe betrekking U elders riep, de uren, die Gij aan Uwe veelvuldige