Naar inhoud springen

Pagina:Beschryving van Oud-Groenland.djvu/191

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

van de zoo genaamde STRAAT DAVIS. 139

tegen staat om ze in de Deenfche overtebzengen/maar ontbreekt daarentegen woozden/ om vreemde dingen uit te dzukken / die bp hen niet in gebzuik zijn. Zp heb- ben een en ook veel-leedige woozden/ bat is te zeggen/ woozden van maar een fillaab/ en woozden van beel fillaben en de laasten zijn wel de meesten. Hunne woozden zoo wel nomina als verba, zelfstandige naam- woozden en werkwoozden/ wozden aan 't end gebogen/ dooz de terminatien of uitgangen te veranderen / zonder artikelen of partikelen nodig te hebben/ als de Grieken en Latynen. De adjectiva volgen steeds de fubftantiva; doch de poffeffiva wozden by de nomina gevoegt/ als de Hebreeuwsche Suffixa of bpboezels/komende dezelve mede in de buigingen met de Hebreeuwfche obereen. Ook hebben de naamwoozden alleen niet hunne Suffixa, maor de werkwoozden mede. Om de nieuwsgierigheid der Lezers te voldoen/ heb ik hier by gevoegt een lijst ban sommige woozden/ en een staaltje van derzelver zamen- voeging en buigingen.

Enkelvoudig. Meervoudig. Dubbelvoudig. Singularis. Pluralis. Dualis. Het menschdom/ Innuk. Innuit. Innuk. Een man/ Angut. Angutit. Angutik. Een vrouw/ VAD Arnak. Arnet. Arnek. Het hoofd/ Niakok, Niakut. Niakuk. Een oog/Irfe, Irfit. Irfik. 3 2