Naar inhoud springen

Pagina:Bijbel, 1888 Statenvertaling, Jongbloed Editie.pdf/1537

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

7:45—8:13

Lukas

1534

met het haar van haar hoofd afgedroogd.

45. Gij hebt Mij geen kus gegeven; maar deze, van dat zij ingekomen is, heeft niet afgelaten Mijn voeten te kussen.

46. Met olie hebt gij Mijn hoofd niet gezalfd; maar deze heeft Mijn voeten met zalf gezalfd.

47. Daarom zeg Ik u: Haar zonden zijn haar vergeven, die vele waren; want zij heeft veel liefgehad; maar dien weinig vergeven wordt, die heeft weinig lief.

48. En Hij zeide tot haar: Uw zonden zijn u vergeven.

49. En die mede aanzaten, begonnen te zeggen bij zichzelven: Wie is Deze, Die ook de zonden vergeeft?

50. Maar Hij zeide tot de vrouw: Uw geloof heeft u behouden; ga heen in vrede.


Lukas 8

1. En het geschiedde daarna, dat Hij reisde van de ene stad en vlek tot de andere, predikende en verkondigende het Evangelie van het Koninkrijk Gods; en de twaalven waren met Hem;

2. En sommige vrouwen, die van boze geesten en krankheden genezen waren, namelijk Maria, genaamd Magdalena, van welke zeven duivelen uitgegaan waren;

3. En Johanna, de huisvrouw van Chusas, den rentmeester van Herodes, en Susanna, en vele anderen, die Hem dienden van haar goederen.

4. Als nu een grote schare bijeenvergaderde, en zij van alle steden tot Hem kwamen, zo zeide Hij door gelijkenis:

5. Een zaaier ging uit, om zijn zaad te zaaien; en als hij zaaide, viel het ene bij den weg, en werd vertreden, en de vogelen des hemels aten dat op.

6. En het andere viel op een steenrots, en opgewassen zijnde, is het verdord, omdat het geen vochtigheid had.

7. En het andere viel in het midden van de doornen, en de doornen mede opwassende, verstikten hetzelve.

8. En het andere viel op de goede aarde, en opgewassen zijnde, bracht het honderdvoudige vrucht voort. Dit zeggende, riep Hij: Wie oren heeft, om te horen, die hore.

9. En Zijn discipelen vraagden Hem, zeggende: Wat mag deze gelijkenis wezen?

10. En Hij zeide: U is het gegeven, de verborgenheden van het Koninkrijk Gods te verstaan; maar tot de anderen spreek Ik in gelijkenissen, opdat zij ziende niet zien, en horende niet verstaan.

11. Dit is nu de gelijkenis: Het zaad is het Woord Gods.

12. En die bij den weg bezaaid worden, zijn dezen, die horen; daarna komt de duivel, en neemt het Woord uit hun hart weg, opdat zij niet zouden geloven, en zalig worden.

13. En die op de steenrots bezaaid worden, zijn dezen, die, wanneer zij het gehoord hebben, het Woord met vreugde ontvangen; en dezen hebben geen wortel, die maar voor een tijd geloven, en in