Pagina:Bijdragen tot de geschiedenis der wetenschappen en letteren in Nederland.djvu/56

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
38
38
bijlagen.

der [1] Dichters van buyten, om op alle dingen die in gemeene t’ ſaemſpraeck voorvallen, een Latijns veers te connen vervoughen: Soucken voort bloemkens van woorden en ſpreucken om in haer brieven en ſchriften te pas te brenghen: En hoe wel ſulcke opghetoeyde ſtijl an ſommighe mishaecht, ſoo isſer nochtans veel ander dieder hun niet me verſaen en connen. In ſomme men vintter onder ſoodanige weynich die hun volcommelick totte wisconſten begheven, en daerom ist noodich ghelijck wy gheſeyt hebben deſe ſtof ghehiandelt te worden inde ghemeentens aengheboren tael. Doch moetſe daer benevens noch goet ſijn, connende alles uytbeelden dat totte ſaeck noodich is. Maer want dit ſtuck der talen een van de voornaemſte punten is, die my doen wanhopen van weerom tot een wijſetijt te meughen gheraken‚ om dat als vooren gheſeyt is, metten onderganck van veel wetenſchappen des ſelfden wyſentijts, oock t’ ondergegaen ſchijnt ſ’ menſchen kennis of oirdeel van goetheyt der talen, en dattet ſwaricheyt ſal hebben hun dat te doen verſtaen, ſoo moet ick na mijn vermeughen daer af breeder mijn ghevoelen verclaren. Tis openbaer dat

de
  1. Poëtarum.