Naar inhoud springen

Pagina:Bijdragen tot de geschiedenis der wetenschappen en letteren in Nederland.djvu/57

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
39
39
bijlagen.

de Francoyſen (op dat wy met voorbeelt der Franſche tael beginnen) de vrye conſten in haer ſpraeck meer beſchrijven als ander volckẽ, t’ welck wel oirſaeck is datter hemnlien in haer gemeente meer menſchen daer in oeffenẽ, dant ſoudẽ by aldienſer niet af en handeldẽ, maer wantſe daer in ſeer veel Grieckſche en Arabiſche constwoordẽ ſellẽ, de groote voortganck met kennis der oirſakẽ, om weerom tot een Wijſentijt te geraken, en can daer uyt niet volgen: Want alsmẽ de constwoorden niet grondelick en verſtaet, als by voorbeelt inde Franſche tael te ſeggẽ van Prostaphereſe, Parallaxe, Nadir, Almincantarat en veel dergelijcke haer beteyckening geduerlick t’ onthouden valt de gemeente lastich, de oeffening moeylick, verdrietich, en de ſaeck vã ſlappe voortganck, ſy en commẽ niet verbeteren gebreckige constwoorden díe dickwils beter bepaling vereysſchen, noch de dwalingen mercken dieder uyt volgẽ, dan verblijden, hun te connen ſpreken woordẽ die ander haer lantslieden niet en verſtaen, en datmen hun met verwondering voor Hoochgeleerden hout.

Maer groote dwalingen uyt onverſtaen qua constwoorden te volghen, dat hebben wy int

C 4voor-