Naar inhoud springen

Pagina:Bijdragen tot de geschiedenis der wetenschappen en letteren in Nederland.djvu/58

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
40
40
bijlagen.

voorgaende tot ſommige plaetſen angheweſen, ende veel meer ſoudemender noch connen byvoughen, dan ſullent laten ghenouch ſijn mette groote gemeene oude raſerie in de [1] ſtof der Singconst van de redens der toonẽ, waer in de palen der vijfde geſtelt ſijn van 3 tot 2; uyt het welcke na vergaring en aftrecking der redens bevondẽ worden tweederley halftoonen, d’ een grooter als d’ ander, de minste van 256 tot 243, d’ ander van 256 tot bycans 240: Het welck anders geſeyt aldus te verſtaen is, de heele ſnaer eens ſpeeltuychs ghedeelt in 256 even deelen, en daer afgeſtopt de 13 (als overſchot van 256 bovẽ de 243) ſoo ſal tgeluyt der heele ſnaer, teghen t’ geluyt der 243 deelen, maken de cleenen halftoon: Maer van de voorſchreven 256 deelen gheſtopt de 16 (als overſchot van 256 boven de 240) ſoo ſal t’ gheluyt der heele ſnaer teghen ’t gheluyt der 240 deelen, maken den grooten halftoon: En om by voorbeelt daer af noch claerder te ſpreken, de banden die de halftoonen ande halfen der ſpeeltuyghen onderſcheyden, en ſullen niet everedelick malcander naerderen, gelijckſe deur Luytſlagers en ander

der
  1. Ma­the­ria Mu­ſi­cæ.