Naar inhoud springen

Pagina:Bijlsma, Rotterdams welvaren 1550-1650 (1918).pdf/47

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

gelijk de vóór haar zittende steden, het recht werd toegekend op sessie en stem in de vergadering der Staten-Generaal en van het College van Gecommiteerde Raden in Holland.

Nog op ander gebied van bestuur won Rotterdam in de jaren der troubles aan beteekenis; reeds bij den aanvang van den opstand had de Prins van Oranje, als hoofd van het zeewezen, de stad uitgekozen als de Maashaven, waar uitrusting van oorlogsschepen zou geschieden. In den zomer van 1574 vertoefde de Prins hier met de vergaderende Staten, om het ontzet van Leiden te bestieren[1].

Reeds toen was voor het zeewezen te Rotterdam een equipagemeester werkzaam, die enkele jaren later het toezicht kreeg over een ammunitiehuis en scheepswerf. In de lijn van dezen feitelijken toestand lag de regeling van het bestuur van het zeewezen door de Staten van Holland, toen deze 1 November 1585 bij de vaststelling der instructie voor "Gecommiteerde Raden van de Admiraliteit in Holland" als ordinaris vergaderplaatsen van dit college naast Den Haag ook Rotterdam aanwezen. Een jaar daarop volgde de regeling, na welke Rotterdam voorgoed de Admiraliteit binnen haar poorten behield: in juli 1586 bepaalde de Graaf van Leycester dat het "College van Gecommiteerde Raden tot de Admiraliteit in het Zuider-kwartier van Holland" te Rotterdam zijn residentie zou nemen. Het Prinsenhof aan de Botersloot (het voormalige Agnietenconvent) werd door het hooge college als gebouw voor zijne samenkomsten in gebruik genomen.

Eene algemeene karakteristiek van het Rotterdamsche bedrijfsleven tijdens den opstand vinden wij in het dagboek van den geleerden Utrechtenaar Aernout van Buchell, die bij zijn bezoek aan Rotterdam in het jaar 1583 aanteekent: "Incolae nautae aut piscatores, quamvis et mercatura multum ibi florere ex Zelandia ob navigationeis commoditatem incipiat" en Rotterdam dus kenschetst als een stadje, bewoond door schippers en visschers, waar de koophandel door de gunstige ligging der stad voor de scheepvaart in de richting van Zeeland sterk aan het opkomen is. Gegevens, aan de archiefstukken te ontleenen, stellen ons

  1. Hij hield destijds, zwaar ziek geworden, verblijf in de Sint Jorisdoelen