Naar inhoud springen

Pagina:Bijlsma, Rotterdams welvaren 1550-1650 (1918).pdf/48

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

in staat de karakteristiek uit te werken: duidelijk blijkt, dat in deze periode Rotterdam zijn oude bedrijfsleven heeft behouden, maar dat daarnaast de waterstad begonnen is zicht te ontwikkelen tot koopvaardijstad en de overzeesche scheepvaart tot een nieuwe bron van welvaren voor de poorterij is geworden.

De opkomst van de Rotterdamsche koopvaardij kan als een typisch geval van de ontwikkeling der oud-Hollandsche scheepvaartbeweging gelden. Hollandsch ligging in Europa tusschen Oosten en Westen, tusschen Sont en Straat van Gibraltar, "de oude palen des koophandels" — naar het woord van Hugo de Groot —, stelde in staat tot het drijven van een koophandel, die behalve de voortbrengselen der eigen haringvisscherij en zuivelbereiding ook de producten van het Oostzeegebied en de handelswaren van West- en Zuid-Europa omvatte; Rotterdamsch ligging in dit Holland bracht thans meede, dat de haringvisscherijstad in korten tijd kon groeien tot eene koopstad met eene levendige koopvaardij, welke van eminent belang zou wezen voor het welvaren der bevolking.

In de Rotterdamsche handelsbeweging bleef de uitvoer van haring en zuivel voorlopig nog de voornaamste plaats innemen. Op de beteekenis van de haring voor den Rotterdamsche koophandel vinden wij in eene vroedschapsresolutie van het jaar 1583 wederom nadrukkelijk gewezen: aan de Gedeputeerden ter Dagvaart werd opdracht gegeven bij de vaststelling van de lijst der convooy-rechten hun uiterste devoir te doen, "omme de haring ende de neeringe van dien so weinich te laten bezwaren als eenigszins mogelijk is".

Rotterdam onderhield in deze jaren een druk verkeer op de Noord-Fransche havens, (vooral Rouaen) en op het Oostzeegebied; ook dreef de stad handel op Engeland en Schotland en geschiedde er uitvoer naar Spanje-Portugal. Als de voorbeelden van normale handelsbeweging uit deze jaren vermelden wij de uitvoer naar Noord-Frankrijk van haring, visch, kaas, tarwe en zeep, en den aanvoer vanuit Frankrijk van wijn, zout en olijfolie; naar de Oostzeehavens werd haring verhandeld, terwijl men als retourwaren uit het Oostzeegebied (met name Dantzig) rogge, tarwe, asch en vlas betrok. De ruimere vorm van koop-