Naar inhoud springen

Pagina:Bilderdijk, Rotsgalmen 2 (1854).djvu/27

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— 29 —

Aan dien God,
Die by weelde
Waar ze ooit streelde,
Leed bedeelde
Aan ons Lot;
Maar een streven,
Meer verheven,
Schenke u ’t beter Heilgenot!

Wat heeft de aarde
In heur gaarde
Toch voor waarde ? —
Wrange vrucht.
Fletse bloemen,
Ras te noemen,
Slecht te roemen,
Scherp van lucht.
God verklaarde,
Wien hy spaarde,
’t Was voor meer dan aardsche zucht.

’t Geen wy wachten
Duldt geen klachten,
Geen versmachten,
Wensch noch smart.
Dit dit geft Hy,
Hiertoe leeft gy,
Hier aan kleeft gy
Met het hart.
Hoe verzachten
Die gedachten
Wat ons somtijds hier benart!

Zijn er plagen
Die ons knagen;
’t Leed te dragen
Eischt de plicht.
Zelfs in ’t lijden
Is verblijden,
Godlijk licht.
Moog ’t u dagen,
In die slagen
Vriend en Magen,
Wenschen ’t met mijn hobbeldicht.

1823.