Naar inhoud springen

Pagina:Bilderdijk, Rotsgalmen 2 (1854).djvu/47

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— 49 —

Is een schrikkelijk bezwaren
Voor een Dichterlijken Vrind.

Lieden die met u verouden,
Weten dat niet uit te houden.
Echter blijf ik by mijn woord;
Maar zoo moeten wy te samen
Daar een middel op beramen;
Maken wy een goed akkoord!

’k Zal uw Jaardag steeds vereeren;
Maar hy moet niet wederkeeren
Dan alleen om ’t tiende Jaar.
En zoo keer’ hy twintig malen,
’k Wil u ’t vers dan graag betalen;
Dit alleen verlang ik maar!

1823.



 

De razende Dwingzucht.

  Wat Vierschaar mag
  Zich hier ’t gezag
Op ’t vrije hart vermeten,
  Verstoort en smoort
  Het vrije woord
Van ’t bandeloos Geweten?

  Wat dol getier
  Verstout zich hier
Gods ordning om te keeren?
  Wat wapenschreeuw
  Om de ijzren Eeuw
Voor goud te doen vereeren?

  Een woeste drom
  Roert de oorlogstrom
Voor halfvertrapte wormen,
  Om op den throon
  Van ’s Hoogsten zoon
Vermetel aan te stormen.

  Hun zinloos rot
  Beoorloogt God,
Vermeet zich Eigen waarde,
  En slaat den band
  Van ’t onverstand
Om de ommekreits der aarde!