Pagina:Bosboom-Toussaint, De Alkmaarse wees enz. (1886).pdf/180

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Nu dan, om u gerust te stellen, aan zulke verwisseling denk ik op ’t oogenblik ook niet. Wat ik van u verlang is alleen een enkele goede raad, en schoon ik weet dat het niet der doctoren gewoonte is dien zoo te geven, wilde ik u bewijzen dat ik bereid was Tulp op te offeren, zoo gij tot uwe satisfactie die verwijdering noodig hadt geacht. Overigens heeft deze heimelijke raadpleging achter mijn gewonen medicus om. wichtige oorzaken, die ik u straks zal uiteenzetten, en geloof dit eene, dat ik mij in dezen niet aan u zou wenden, zoo ik in u niet den eerlijksten, kordaatsten en onpartijdigsten van uwe collega’s had vermoed en gevonden. Aarzelt gij nog na deze verklaring?" En van Beuningen stak dokter Gerrit de hand toe en toen deze haar vatte met het woord:

»Ik ben te uwer dispositie," drukte hij die met hartelijkheid; zij waren wederzijds van elkanders hoogachting verzekerd.

Dr. Gerrit zette zich, en vroeg omtrent welk punt men zijne beslissing wenschte.

»Eenvoudig hierin, of gij het geraden acht dat ik mij morgen naar het raadhuis begeef?"

»Wat oordeelde de heer Tulp daarin? hij is beter dan ik bekend met uw gestel, den aard en ’t beloop uwer ziekte; ik dien zijne uitspraak te kennen en te wegen, schoon ik niet ge houden ben daarnaar de mijne te regelen."

»Hij dreigt met instorting en al de gevolgen van dien, zoo ik het wage mij aan de lucht bloot te stellen, maar ik heb alle reden om te gelooven, dat hij dit vonnis heeft gesproken meer met den mond van den staatsman dan van den geneesheer ik misken zijne bekwaamheid niet, ik heb geen recht zijne goede trouw te verdenken, maar… hij is hier niet onpartijdig en zich zelf misleidende, kan hij mijn toestand zien meer uit dat oogpunt, waarbij hij het meeste belang heeft en zooals hij dien het meest wenschte te zien, luister", en van Beuningen deelde hem de redenen mede van die verdenking, en te gelijk het groote gewicht, dat hij zelf hechtte aan zijne tegenwoordigheid op het stadhuis, en den waarschijnlijken val of zegepraal der vrijzinnige regeeringspartij, die daarvan afhing. Nadat hij die ophelderingen had aangehoord, begon dokter Gerrit zijn onder zoek als geneesheer, en toen hij ook dat met angstvallige nauw-