Pagina:Bosboom-Toussaint, De Alkmaarse wees enz. (1886).pdf/52

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

onderwerpen; hij wilde zijne revanche nemen in eene schitterende uitkomst, die mijn sterker gestel hem waarborgde. De hertog wilde mij aan de vreeselijke kans niet wagen; maar ik bad het hem af als de hoogste gunst. Hij stemde toe; — drie maanden duurde de spanning der angstigste verwachting, maar toen ook werd zij heerlijk beloond. Ik kon zien, en mijne gezondheid zegepraalde welhaast over de eerste schokken, en ik kon mijne studiën aanvangen. Aanvangen noemde men het — voortzetten was het, want niets van hetgeen ik hoorde of las was mij vreemd, het scheen mij herinnering: mijn goede oude pastoor had voor de vorming en voorbereiding van den armen blinde meer gedaan dan menig gouverneur voor een adellijken erfzoon. Welhaast was ik hen nabij, die lang vóór mij hunne studiën hadden aangevangen; van nu aan was mijn leven dat van alle jongelieden van rang en fortuin, hoewel gij denken kunt, dat beide voor mij andere beteekenis hadden, en anders werden genoten. Naar Parijs te komen, waar de hertog de Thionville mij eene wijle was vooruitgegaan, en daar van u te hooren en tot u te komen, zooals ik nu was u te zien Antoinette! u en den hertog mijn leven te wijden, was mijn zoetste droom, mijn idée fixe geworden; maar nog eer ik keeren kon, schreef mij de hertog over een huwelijk, dat hij reeds geheel had voorbereid, en dat slechts mijne toestemming wachtte. Gij meent wellicht, dat ik had kunnen weigeren, Antoinette! dat ik het had moeten doen; maar zie! juist dat kon ik niet. Ik was getreden in al de rechten van den zoon des hertogs mocht ik zijn eersten plicht — gehoorzaamheid — hem weigeren! En nog daarbij, door mij aan te nemen had de hertog eene onbillijkheid gepleegd jegens de familie Forbin, die aanspraak had op zijne nalatenschap; dit was niet te herstellen, dan door vermaagschapping met de belanghebbende. Ik kon den edelen grijsaard de voldoening niet weigeren, dat hij de inspraak van zijn hart had gevolgd zonder iemand te benadeelen; maar ik wenschte mij in mijn vroegeren toestand terug, zoo vreeselijk schokte mij het denkbeeld van dien band. Ik bad om verlenging mijner vrijheid, en mijn lust om naar Frankrijk te keeren, maakte plaats voor eene onverwinnelijke zucht tot verplaatsing, tot reizen. De vrouw, die ik liefhad, had ik nooit