Pagina:Bosboom-Toussaint, De Alkmaarse wees enz. (1886).pdf/75

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Vader Sempronio! Gij hadt dezen morgen begeerte naar mijn groot crucifiks... Ik kom het u brengen. Hier is het."

Vader Sempronio, beurtelings bleek en gloeiend van verrassing, zag hem aan en scheen hem nauwelijks te begrijpen.

»Mijn zoon mijn zoon!" riep hij eindelijk in verrukking.

»Is het waarheid, is het u ernst? Maar.... dezen morgen wildet gij het niet afstaan voor al het goud der wereld, en nu, nu, wat zal ik er u voor betalen?"

»Mijn vader, ik heb het u meer dan eens gezegd; een meesterstuk wordt niet betaald met goud. Ik vraag u geene schatten, maar het leven van een mensch. Morgen zou er een veroordeelde ter dood worden gebracht. Hij is niet des doods schuldig. Mijn kruisbeeld sta ik u af voor zijne begenadiging."

Vader Sempronio aarzelde geen oogenblik. Hij vroeg niet eenmaal den naam van den schuldige, zóóveel haast had hij zich in het bezit te stellen van het kunststuk, maar de volgende dag zag André aan de voeten van Tonia, die hem heenvoerde naar Jehan.

Nog prijkt de kapel van die Broederschap te Avignon met dat kruisbeeld, hetwelk Canova als een weergaloos meesterstuk heeft geprezen, en dat op die plaats den Christen Guillermin toch nog grootere eere brengt dan den kunstenaar.

Het kruisbeeld van meester Jehan Guillermin kan ons zinnebeeld en zedeles zijn, hoe de kunst kan geheiligd worden, waar zij gebruikt wordt ter eere Gods en tot heil der menschheid.


1848.