Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/184

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

met uwe hulpe; want gij ziet, waartoe de nood mij alreede heeft gebracht.” De kunstenaar wierp een blik op het grove schilderwerk, dat beneden zijn talent werd geacht.

»De nood, Jehan! dat kan niet zijn; zeg den prikkel der eerzucht, die u drijft en geduld noch ruste laat; zonder dien zoudt gij niet den avontuurlijksten en onzekersten weg genomen hebben, om tot uw doel te komen, maar waart rustig tot uwe vrienden gegaan, opdat die voorzichtiglijk den grond voor u konden peilen aan 't Hof en daarna u veiliglijk binnenloodsen.”

»Wat al omslag, wat al voorzichtigheid,” sprak Jehan, met eene uitdrukking van verdriet en ongeduld.

»Is 't dan beter alles op één worp te zetten, met groote kans van verlies? Als de Hertog u kwam te herkennen en niet gediend ware met uw terugkeer, wat dan?”

Jehan zuchtte en haalde de schouders op.

»Daarom ga van hier, mijd veeleer zijn oog, dan dat gij het zoeken zoudt, en begeef u naar uwe herberg!”

»Waarom kan ik u niet volgen naar 't Hof...?”

»Wel zeker! waarom niet naar de bruiloftszaal? Meent ge ook voor te zitten bij des Hertogs disch? Neen, vriend, niet alzoo; sinds ge den nar tot leidsman hebt, zult ge wijselijk en voorzichtiglijk gaan; begin alzoo met een voegzaam afscheid te nemen van den eerzamen meester IJsembrandt hier tegenwoordig, u aanbevelende in zijne gonste en goed gedenken, en neem den naasten, stilsten weg naar huis! Waar hebt ge uw logies?”

»In de Drie Koningen bij de Kruispoort...... maar wat wilt gij dat ik in mijne herberg zal doen?”

»Wachten en u voorzien van eene betere kleedij?”

»Bij den grooten Heilige, mijn patroon, wat al oponthoud en nuttelooze zorge! leid me tot den Hertog met een goed woord van voorspraak, en laat daarna het werk, dat hij mij zal opdragen, het overige doen... Waarom zou deze keerle niet zoo goed zijn als een andere?”

»Dat ik u voorstellen zou aan onzen Hertog in dit gewaad?” riep Coquinet, en barstte in lachen uit.

Jehan bleef ernstig en strak, terwijl hij hervatte: — »Het komt mij voor, dat de Hertog, die de konste liefheeft, bij mijns gelijken op wat anders zal zien dan op fluweel en zijde, waar de eerste linker de beste zich mee opschikken kan.”