Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/188

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

van zoo goede verwachtingen, daar verbrak hij plotseling, willekeurig, in arren moede, met eigene hand, de gouden snoeren, waarmee men hem had willen vasthechten, uit vreeze dat het ketenen zouden worden. Intusschen had hij zich eene eigene manier gevormd; hij geloofde dat hij nu ontwijfellijk in zijn vaderland, roem en waardeering zou vinden; de vroegere hinderpalen tegen zijn terugkeer hadden opgehouden te bestaan; het Bourgondische Hof was de zetel van kunstliefde en smaak; hij had hope, dat hem daar toegang zou worden verleend door de machtige hand des Hertogs; hij meende zulk een goed middel te hebben aangewend, om diens aandacht te trekken; en toch had hij de zwakheid gehad zich te laten omleiden door den eersten den besten, door iemand, die niets kon begrijpen van zijne wenschen en bedoelingen; die zag, met het oog van een hofnar! (de schrandere en goedhartige vriend was nu reeds niets meer dan een hofnar voor den zwartgalligen mijmeraar), en hij had zich er toe laten brengen, zich te verbergen en weg te sluipen als een fielt, als een boosdoener.” — Zoo ijlde die ongelukkige voort op de vleugelen eener overprikkelde fantasie; en al weten wij niets van zijne vroegere lotgevallen, uit deze trekken van zijn karakter en uit deze kenteekenen zijner zielekwaal kunnen wij zijne innerlijke levensgeschiedenis opmaken. Zijne eigene ziekelijke gemoedsstemming maakte alles rondom hem somber en zwart.

Hij wist niet met menschen om te gaan: ondanks allerlei ervaring kende hij geene andere menschen, dan die zijner eigene schepping, en zij waren altijd slechter of veel beter dan de werkelijkheid. Hij had een onbepaald vertrouwen op 't geen hij niet kende; naar den indruk van 't oogenblik liet hij zich leiden, en had geen geduld af te wachten, of zijn vertrouwen gerechtvaardigd zou worden. Zoo martelde hij zich zelven dien ganschen langen dag, en werd met iedere ure wachtens meer somber en ontstemd; hoewel hij vooruit had kunnen berekenen, dat Coquinet, zelfs bij de vurigste begeerte om hem dienst te doen en bij het grootste verlangen om eene rustige ure met hem te slijten, tot het een en ander geheel afhankelijk was van de omstandigheden en van den wil zijns meesters; en dat het hoogst onwaarschijnlijk was, dat die beiden hem daartoe gunstig zouden zijn, reeds op dien eigen dag! een feestdag, waarop het ambt van hofnar gansch geene sinecure moest zijn. Hij rekende met niets dan met zijn eigen