Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/215

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

kunstenaars, 't geen ze (wij moeten billijk zijn) dan zeker ook waren in hun vak. — Gevoed te worden aan de tafel van 's Hertogs dienaarschap — gekleed op diens kosten, en van rijke fijne gewaden voorzien, bij feestelijke gelegenheden, — werd door allen begeerlijke eere en gunst geacht; — en Jehan had geene oorzaak om er zich over te schamen; de lagere adel drong volgaarne op dien voet zijne zonen in de hertogelijke huishouding in, en de aanzienlijkste Heeren ontvingen met eene dankbare kniebuiging een kostbaar gewaad uit de hand van hun leenheer; maar toch... voor hem die zoo weinig behoeften had, die zoo weinig hechtte op het uiterlijk aanzien, hadden deze voorrechten kleine waarde; maar voor zijn onafhankelijken zin was de verplichting, om zich aan zekeren regel en orde te binden, een groote last; en allerminst was zijne zelfbewustheid, zijne vurige eerzucht, voldaan met een toestand, dien hij zich zoo gansch anders had gedroomd. Groote gunst bij den Vorstelijken meester, bijzondere diensten, of een erkend uitschitterend talent alléén, konden hem uit die menigte doen onderscheiden en opheffen. En het werk van »Duitsche Hans” vond zulke erkenning niet! dan van Jehanne alleen, die hem wel kon voorstaan en aanbevelen, maar die omzichtig moest wezen in de wijze, waarop zij het deed; — die er wel moed toe zou gehad hebben om hem der gansche hofwereld voor te stellen als den schilder, dien zij der hoogste waardeering waard achtte, en den mensch, dien zij achtte en genegen was boven alle anderen, maar die te behoedzaam was om den jongen man als haar gunsteling aan de benijding, de bespieding en de kuiperijen der afgunst prijs te geven. Daarbij, zij begreep niet volkomen de zielszucht van den jonkman, die naar uitmunten joeg, en wien het te eng en te bang was onder de menigte. Zij meende, dat hij voldaan moest zijn; zijne toekomst scheen verzekerd; van alle zorgen des levens was hij ontlast, en niet langer gescheiden van de vriendinne zijner jeugd. Zij meende, dat hij hier zachtjes aan, door zich zelven, zonder tusschentreden van anderen, zich dien meesternaam zou maken, dien zij hem waardig achtte. Zij kon niet rekenen met dat hooge zelfgevoel, met dat innige kunstenaars—bewustzijn, dat hem zeide de meester te wezen van die voorgangers, met wie men hem al te veel eere meende te doen door eene vergelijking, en waar zij ook voelde, dat hij in rang hooger moest staan dan hij tot hiertoe