Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/217

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

hoeveel goeden, of liever kwaden wil hij er ook in legde — had hem niet langer den ridderslag kunnen onthouden, en bij gelegenheid van het eerste steekspel van den witten Beer, dat te Brugge was gehouden, had hij zijne prouesse getoond aan de dames en zijne gulden sporen laten blinken in de Hofzalen!

Hij had daarbij zijn negentiende jaar bereikt, en hij begon Jehanne (in zijne meening zijne bestemde bruid) aan te zien met gansch andere blikken dan die van een moedwilligen knaap, die haar overlast deed uit speelziekte en kwelzucht; hij drong zich nu in hare nabijheid, om haar met bewogene stem van zijne liefde te spreken en de hare af te smeeken, en waar zij hem geene hoop wilde geven, trok hij zich zóó droef en verslagen terug, dat zij hem niet zonder mededoogen kon aanzien; en zoo zij hem dit niet toonde, verviel hij in zoodanige vlagen van woeste smart, dat zij genoodzaakt was hem door vriendelijke toespraak te bemoedigen en te bedaren. Aan dien toestand moest een eind worden gemaakt, zij gevoelde het zelve, maar hoe? De Hertog zou haar nooit toestaan de Ravesteijns door eene weigering te verbitteren, voordat zij zich een verweerder had gekozen uit een dier machtige edelen of ridders, wier arm en invloed hem zelven konden dienen bij zijne eerzuchtige plannen. En met het oog op Jehan, wiens gelaat al meer en meer den stempel begon te dragen van die uitgestelde hope, die het harte krenkt, kon zij tot zulke keuze niet besluiten. Zij zou wel moed gehad hebben zelfs om Karel den Stouten de oorzaak te bekennen van 't geen deze hare besluiteloosheid noemde, maar die bekentenis kon niet dan noodlottig zijn voor den kunstenaar, en zijne verwijdering zou de eerste en zekerste uitkomst wezen van deze onvoorzichtige oprechtheid. Het was gansch geen goed oogenblik om den Hertog die het harte van zijn eigen kind niet gespaard had, gunstig gestemd te vinden voor eene liefde, die zoozeer aandruischte tegen zijne wenschen en de grootsche uitzichten, die hij vormde voor zijne verwante, al te gelukkig dat Karel, in eigene smartelijke teleurstellingen verdiept, geen blik had voor den moeielijken strijd, dien zij had door te staan. Aan de mogelijkheid eener gunstige opname van die bekentenis kon zij niet denken, zoomin als zij hare uitzichten richtte naar eene andere vereeniging met Jehan, dan de innerlijke des harten. Intusschen trok zij zich zooveel doenlijk uit den hofkring terug, en al den tijd, dien zij