Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/220

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

zeten had bij 't poseeren. Jehan, na zijne muts te hebben afgeworpen, nam zijn palet en penseelen op, zeker meer om zich eene houding te geven, dan omdat hij zooveel haast had met zijn werk.

»Wees gedankt, dat gij mijner gedacht en dus tot mij komt, Jonkvrouw mijne!” zegt hij, terwijl een glans van tevredenheid uit zijne oogen licht, en even een zachte blos zijne wangen kleurt.

»Jehan, ik gedenk uwer altijd en onder alles; gij kunt, gij moet dat vastelijk van mij vertrouwen, ook al zou de schijn tegen mij getuigen; belooft gij mij dat?”

»Ik beloof het, Jehanne; maar.... toch.... wat zal deze aanvang....? Is er verandering van uw toestand op handen?” en hij verbleekte, terwijl hij haar uitvorschend aanzag.

»Hier is gansch geen sprake van mij....” hernam zij, geruststellend glimlachende. »Ik kwam om u te vragen, of gij weet dat meester Dirk Stuerbout het Hof gaat verlaten, om voor den Raad van de stad Leuven eenige groote werken te volbrengen?”

»Ja, dat weet ik! maar wat zal zijne absentie mij baten? Zijn persoon staat me niet in den weg....; slechts dat men zijn werk boven 't mijne schat, valt me wat hard....”

»Dat zal mettertijd anders worden, heb daar ruste in....; doch overweeg, dat zijn werk voor het Leuvensche raadhuis hem grootelijks eere en profijt zal aanbrengen.... meer dan men verwerven kan hier binnen de muren van 't Hof.”

»Ik wil 't gelooven, Mejonkvrouwe, doch misgonne hem dit profijt en die eere niet.”

»Ik deelde 't u ook niet mede, om u tot misgonst te verwekken, Jehan, maar alleen omdat het mij iets heeft ingegeven, dat ik u wilde voorstellen.” Zij zweeg even, maar hij antwoordde niets; slechts zag hij haar ernstig vragend aan. Zij ging voort:

»Zoudt gij, gij ook niet begeerte hebben om meer naar buiten te werken, dan gij nu doet?”

Een gloed vloog hem over de wangen; zijne oogen flonkerden even; maar toch, hij zuchtte en schudde ontkennend het hoofd.

»Peintre-varlet van onzen Heere den Hertog is zeker eene groote eere,” vervolgde zij en glimlachte pijnlijk; »doch het kan op den duur niet genoeg zijn voor u.”

»Ik houde mij vernoegd,” hernam hij, haar aanziende met eene mengeling van smart en teederheid. »Ik heb geleerd mijne wen-